Quidquid latine dictum sit, altum videtur

908 30 1
                                    

Als vanzelf krullen mijn mondhoeken omhoog als haar adem zich vermengt met de mijne. Als ze het laatste stukje fysieke afstand tussen ons overbrugt en haar mond op de mijne drukt. Haar lippen passen zo goed op die van mij. En ik mag ze de laatste tijd steeds vaker proeven. Steeds vaker zitten haar prachtige zachte lippen op de plek waar ze horen. Namelijk op de mijne. Toch zie ik elke keer het schuldgevoel in haar ogen als een kus wordt afgebroken, als een zoen wordt beëindigd, als de nacht overvloeit in de dag en ze wakker wordt in mijn armen. Want het mag niet. Het kan niet. En zo zijn er nog tientallen bezwaren die Eva kan opnoemen om onze liefde voor elkaar te ondermijnen, te ontkennen en te ontwrichten. Ik merk aan haar dat ze steeds harder moet werken om te geloven dat het inderdaad zo is. Dat onze liefde écht een onmogelijke is. Een liefde gedoemd te mislukken. Gedoemd te eindigen in pijn en verdriet. Een liefde zoals die van Romeo en Julia, bijvoorbeeld. Of die van Orpheus en Eurydice, Othello en Desdemona, Apollo en Daphne, Tristan en Isolde, Amor en Psyche, Pygmalion en Galatea, Lancelot en Guinevere. Nee, ze gaat steeds meer geloven dat de liefde tussen Eva en Wolfs niet aan dat rijtje hoeft te worden toegevoegd. Maar toch blijft dat kleine stemmetje in haar achterhoofd ons lastigvallen. Het geeft een liefdevolle zoen een bittere nasmaak. Het is een smetje op een heerlijke nacht samen. Het obstakel dat een echte relatie in de wegstaat. Hetgeen wat haar nu wéér doet besluiten onze zoen voortijdig af te sluiten. Ongetwijfeld om uit mijn bed te stappen en me de rest van de dag te ontlopen. 'Eef', mijn hand ligt op haar wang en mijn vingers kriebelen zachtjes door haar haren, 'amare et sapere vix deo conceditur'. 'Wat?', haar ochtendstem schor, maar o zo sexy. 'Zelfs de goden kunnen niet tegelijk verliefd en wijs zijn', fluister ik, waarna ik mijn lippen weer op de hare druk. Dit keer ben ik degene die de kus afsluit en als ik haar ogen ontmoet zie ik een fonkeling die ik al een tijdje heb gemist. 'Omnia vincit amor', fluistert ze, 'nos et cedamus amori'. Verdwaasd kijk ik haar aan, het eerste heb ik begrepen, maar daar houdt mijn kennis van Latijn dan wel weer op. Genegen glimlachend drukt ze haar lieflijke lippen weer op de mijne, 'liefde overwint alles, laten wij ons ook over geven'. De grijns op mijn gezicht kan niet breder worden en met de liefde van mijn leven in mijn armen laat ik me opgelucht achterovervallen, 'veni, vidi, vici!'.


Ik werk in een archief en vandaag kwam ik wat Latijnse teksten tegen en was meteen geïnspireerd, want, zoals de titel al zegt: "Quidquid latine dictum sit, altum videtur", oftewel "Wat in het Latijn gezegd wordt, klinkt diepgaand"

Korte verhaaltjes - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu