Ode aan de hand

879 37 7
                                    

Weer ben je in het ziekenhuis beland. Weer zit ik aan je bed. Weer hou ik je hand stevig vast. De hand die ik jaren geleden weigerde, toen ik je voor het eerst zag. De hand die zonder problemen met van die rare eetstokjes overweg kan. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht als ik daaraan denk. Wat waren we jong. Wat was ik eigenwijs. 'Weet je nog Wolfs, die keer dat we sushi gingen eten', zachtjes streel ik over de hand die zoveel voor me betekent. De hand die een paar weken daarna een stukje vlaai wegveegde. Heel dicht bij mijn mondhoek. Een hemels gevoel. De hand die daarna steeds dichterbij kwam. Steeds vaker op mijn schouder lag. Op mijn onderrug. Mijn middel. Mijn wang. De hand waarmee je zachtjes over mijn lippen streelde, toen je me wel wilde zoenen, maar het niet deed. Omdat je Frank respecteerde. Omdat je mij respecteerde. Mijn glimlach wordt alleen maar breder. Want wat was - wat zeg ik - ben ik verliefd op je, Wolfs. Op jou en je mooie sterke handen. De handen waar ik op dit moment enorm naar verlang. Plots overweldigt het me weer. Dit machteloze gevoel. De glimlach verdwijnt van mijn gezicht als ik denk aan een toekomst zonder jou. Als ik me realiseer dat je hand nu zo slap in de mijne ligt. Roerloos. Koud zelfs. 'Je moet wakker worden, Wolfs', een traan rolt over mijn wang. Een traan die jij normaal zou wegvegen met, hoe kan het ook anders, jouw grote, sterke hand. De handen die me kunnen geruststellen. Die me troost bieden. Die me tegenhouden als ik iets ondoordachts wil doen. Die me vasthouden als ik dat nodig heb. De hand die de mijne vindt voor een high five als we weer eens een zaak hebben opgelost. Die me, tegen al jouw principes in, een broodje kaas overhandigd. De hand die stiekem in de mijne glijdt als we ons rondje langs de Maas doen. De hand die de trekker overhaalt als dat nodig is om mij te beschermen. De hand die een vuist maakt als iemand mij pijn doet. Maar aan die dingen denk ik liever niet. Want ook al gebeurt het vaak, dat jij je handen nodig hebt om ons te beschermen, mij te beschermen, zie ik ze liever als werktuig van de liefde. Liever denk ik aan jouw handen op mijn lichaam. Zo teder, zo liefdevol, zo lekker. Eén keer heeft het mogen gebeuren. Maar wat mij betreft blijft het daar niet bij. Wat mij betreft ga ik ze veel vaker voelen. Overal. Op de meest intieme plekjes. Want alleen jouw handen vertrouw ik, Wolfs. Alleen jouw handen mogen mij aanraken, voelen, strelen. 'Alsjeblieft', fluister ik zachtjes, 'alsjeblieft, word wakker'. Ik laat mijn hoofd op je bed rusten en sluit mijn ogen. Het is een lange nacht geweest. Een lange nacht tussen hoop en vrees. Een lange nacht waarin jij hopelijk bent bijgekomen van die klap tegen je hoofd. Als ik een zacht kneepje voel, kijk ik verrast op. Je pakt mijn hand steviger vast als je mijn blik ontmoet en ziet hoe bang ik ben geweest. 'Hé', zeg je schor. 'Hé', ik glimlach door mijn tranen heen. Het is wéér jouw hand die me laat weten dat ik er niet alleen voor sta. Jouw hand die me laat weten dat ik je voorlopig nog niet hoef te missen. Jouw hand die ik nooit meer loslaat.

🙌

Korte verhaaltjes - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu