hoofdstuk 17

98 9 0
                                    

Ik rook eindelijk de grens van de nachtroedel. Mijn benen waren op. Elke stap was moeilijk, terwijl Gideon door bleef lopen zonder achterom te kijken. We hadden de hele weg geen woord meer gesproken. Het enige wat me rustig hield was de geur die Zander op ons had achtergelaten. Ik haatte mezelf ervoor - om de geur lekker te vinden.

Eenmaal bij de grens werden we al direct tegengehouden door drie wolven. Ik stak net als Gideon mijn handen in de lucht om te tonen dat we geen kwaad kwamen zoeken. De wolven ontspanden. 'Ik kom hier om de alfa van de nachtroedel te spreken. Het is dringend,' zei ik. De bruine wolf kantelde haar hoofd een beetje. 'Ik ben Dalina Haile, dochter van Jasper Haile - alfa van de maanroedel.' Het kostte me moeite om die zin af te maken. Ik wou nog niet melden over zijn dood, dat was voor de alfa. De bruine wolf keek toen naar Gideon. 'Dat is Gideon Voss, mijn reisgenoot.' De wolf kneep haar ogen tot spleetjes. Uiteindelijk draaide ze om en keek nog even naar ons om duidelijk te maken haar te volgen. We volgden.

Het territorium van de nachtroedel grensde aan een meer die uitliep tot de rivier. Aan de andere kant van het meer was de sterrenroedel.

De andere twee wolven liepen achter ons en hielden ons in de gaten. Ik hield de tas strakker tegen me aan alsof hij me zou afgenomen worden. De sneeuw knerpte onder onze voeten en de poten van de wolven. Na een stuk wandelen kwam het licht van hun dorp in zicht. Er klonken al vroege ochtend geluiden.

De wolf liep dwars door het dorp heen naar een gebouw dat vast zat aan een huis. De bruine wolf gebaarde ons naar binnen te gaan. Ik duwde de dubbelde deur open en kwam in een grote ruimte met een grote tafel. Er was niemand in de ruimte. De bruine wolf liep de deur uit en liet de andere twee wolven op ons waken. Gideon en ik wisselde even een blik. Waarschijnlijk haalde de wolf haar alfa. Ik zocht pakte van de tafel een pakje lucifers en stak een paar kaarsen aan in de ruimte. De kaarsen lichtte de ruimte op. Ik kon de twee wolven bij de ingang nu beter zien. De ene wolf was zwart met groene ogen en de andere was grijs met blauwe ogen. Ze deden me denken aan mijn wolfvorm. Mijn vacht was zwart met grijs, net als mijn haar.

Ik liet mijn tas op de grond zakken en nam plek op een stoel aan de tafel. Gideon bleef staan.

Uit verveling staarde ik naar de kaars op de tafel. De vlam bewoog wild toen ik er zacht naartoe blies. Ik zag uit mijn ooghoek dat Gideon me bekeek, dat gold ook voor de wolven bij de ingang. Het boeide me niks. Misschien was ik wel een alfa, ik bleef een kind.

Alleen.

Ik rilde bij die gedachte.

Voordat ik nog meer kon nadenken klonken voetstappen. Ik draaide me om en stond op om de man en vrouw te ontmoeten. Achter hen liep een meid die verveeld uit haar ogen keek. Ze rook naar de bruine wolf. Ik ontmoette de ogen van de man. 'Bedankt dat u ons zo vroeg en onverwachts kon spreken,' bedankte ik hem. Hij knikte en liep naar de twee stoelen aan het hoofd. Hij gebaarde Gideon en mij te gaan zitten. We namen plek links van hen. Tegenover mij kwam de meid zitten. 'Erica zei dat jullie van de maanroedel kwamen,' ik knikte. 'Jij bent dan zeker Dalina Haile.' Ik knikte nog een keer. De man gebaarde naar de vrouw naast hem. 'Dit is Gaia Lennox, mijn vrouw en luna van de nachtroedel,' hij wees subtiel naar de meid tegenover mij. 'Dat is Erica Klinn, één van mijn beta's,' hij wees naar zichzelf, 'en ik ben Rowan Lennox, alfa van de maanroedel.' Ik knikte beleeft naar zijn vrouw om daarna Rowan in zijn ogen te kijken. 'Zoals u weet ben ik Dalina. En mijn reisgenoot is Gideon Voss.' Rowans neusvleugels trilde alsof hij Gideon al kende, maar op een slechte manier. Gideon bleef stil dus sprak ik weer. 'Ik kwam hier om hulp te vragen.' Rowan fronste. Ik slikte een brok weg.

Dood. Iedereen was dood.

'De maanroedel is aangevallen door de schaduwroedel,' het eerste deel was eruit, 'iedereen is dood.' Mijn handen trilde. 'Ik ben de enige van mijn roedel met Gideon. En omdat ik een Haile ben is het mijn taak om de rol als alfa over te nemen.' Ze sprak nog steeds niet. Ik werd zenuwachtig en ging anders zitten. 'Daarom kom ik hier als alfa van de maanroedel - om hulp te vragen.' Rowan zijn lippen kwamen van elkaar af, maar zijn vrouw sprak. 'Wat verwacht je dat we kunnen doen Dalina?' Ik stopte mijn handen onder te tafel om te verbergen hoe erg ze trilde. Eerlijk gezegd wist ik niet wat ik wou dat ze deden. 'We zoeken een veilig onderkomen om in rust onze plannen te maken,' sprak Gideon. Rowan zijn aandacht schoot naar Gideon. Ik was hem stiekem dankbaar dat hij sprak, maar Rowan leek het niet te waarderen. Hij snoof bijna onhoorbaar. 'Welke plannen hebben jullie dan in gedachten te maken?' Hij klonk zo zeker dat het me liet twijfelen of dit wel slim was. Ik ging rechter zitten om het niet te laten merken. 'Plannen om de roedel op te bouwen,' zei ik, 'daarbij zou ik graag hulp bij willen van een andere alfa.' Dat was eerlijk. Ik wist niet waar ik moest beginnen om mijn roedel op te bouwen. Er was niks van over.

Iedereen was dood.

Ik slikte - zenuwachtig voor Rowans antwoord. Hij haalde zijn ogen van Gideon af en gunde me een glimlach. 'Ik zou je graag willen helpen bij die plannen Dalina.' Er viel een last van mijn schouders. 'Ik snap dat het een moeilijke tijd is nu, maar het is verstandig om hulp te vragen,' complimenteerde hij. Mijn wangen begonnen te gloeien. Ik knikte dankbaar. 'Hoe lang verwachten jullie hier te willen verblijven?' vroeg Gaia. Ik keerde mijn gezicht naar haar toe. 'Zo lang we hier welkom zijn.' Ik glimlachte lief naar haar toe waarna zij die beantwoordde met een knikje. Mijn handen waren minder aan het trillen.

Rowan keerde zich naar Erica. 'Erica zou jij onze gasten hun verblijf kunnen aanwijzen?' Erica zuchtte en stond op. 'De twee kamers?' Rowan knikte. Erica keek weer naar ons en gebaarde haar te volgen. 'Over drie uur is het ontbijt. Ik zal iemand jullie laten halen,' melde Rowan nog voordat we de ruimte uit waren.

Erica liep naar het huis dat tegen het gebouw aanstond waar we net waren. Ze duwde de deuren open en liep naar rechts door nog een deur. We kwamen uit in een kleine hal met twee deuren. Erica stopte me lopen en wees de hal in. 'Hier kunnen jullie verblijven. De kamers moeten jullie zelf uitdelen. Voor het ontbijt is het terug naar de ingang en door de andere deur.' Ik bedankte haar waarna ze ons alleen liet.

We stonden nu alleen in de hal. Gideon wreef ongemakkelijk over zijn achterhoofd. Hij wou wat zeggen, maar ik ging al één van de twee kamers in. Daarmee was waarschijnlijk zijn vraag beantwoord, want hij zuchtte opgelucht.

Ik nam geen tijd op rond te kijken. Liet de tas die ik weer had opgepakt op de grond vallen om mezelf daarna op het bed te laten vallen. Mijn lichaam was uitgeput. Net als mijn hoofd.

Schaduw van de wolfWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu