hoofdstuk 14

101 9 0
                                    

Er drong kou tot me door door de wind en de natte sneeuw waar ik op lag. Het enige wat me beschermde was een stof over mijn vacht. Ik was nog in mijn wolvengedaante. Mijn gedachten waren een waas tot het tot me door drong dat ik buiten bewustzijn was geweest. Nu opende mijn ogen wijd en alert. Mijn gedachten waren helder dan net.

Voor me zat een jongen zijn wonden te verzorgen. Gideon. Hij moest wel bevriezen nu hij naakt in de sneeuw zat. Ik rilde al bij de gedachten. Gideon merkte dat ik bewoog en keek direct op. 'Je bent wakker,' bevestigde hij. Zijn lippen waren paars van de kou. Zijn kaken waren op elkaar geklemd om niet te klappertanden. Ik keek naar hem - zijn verwondingen. Hij had deze wonden gekregen omdat hij mij beschermde.

bloed.

Het deed me denken aan Lucia. Hij zou voor haar hebben gebloed. Erger dan hij nu voor mij deed. Ik kwam overeind en merkte toen was dat ik nog vermoeid was. Met de stof tussen mijn tanden liep ik naar Gideon toe. Gaf hem de stof en rolde naast hem neer. Hij had het koud en mijn vacht was warm. Ik voelde hem verstijven toen mijn huid tegen die van hem kwam. Hij nam de deken uit mijn mond en sloeg hem om zijn schouders.

Hij kon niet naar zijn wolfgedaante wisselen omdat hij te gewond was waarschijnlijk. Dat hadden beschermende wolven in onze roedel wel eens. Ze waren dagen in hun mensenvorm omdat ze niet konden wisselen.

We hadden dan wel wolvenbloed, maar het mensenbloed was altijd de meester. Een basisvorm. We werden geboren als mens en zouden sterven als mens. Er waren uitzonderingen. Wanneer iemand zich had overgegeven aan het wolvenbloed, dan stierven ze als een wolf. Mensen die dat deden waren vaak weglopers of wolven die het mensenbloed niet aanvaardde. Het waren verhalen. Voor de aanval was ik niet zeker of iemand zich kon overgeven aan de wolf en kon sterven als een wolf, maar tussen al die lichamen thuis lagen wolven. Ik kneep mijn ogen dicht om de gedachten van thuis weg te duwen.

Zo veel bloed.

We waren allebei stil tot Gideon op stond en de stof - dat blijkbaar een cape was - strakker om zich heen hield. Het stukje huid dat contact met hem had werd gelijk koud. Ik keek naar hem op. We bevonden ons nog steeds bij de bergen. Niet meer boven, maar bijna onderaan. Ik keek naar het spoor dat naar hier toe liep en toen naar de weg die we moesten volgen om terug te gaan.

'Je was te zwaar om de hele weg terug te dragen,' vertelde Gideon. Ik bracht mijn aandacht weer naar hem. Hij was al aan het lopen. Uit zijn beweging kon ik opmaken dat hij het koud had. Zijn stappen waren kort en stijf. Ik volgde hem.


Gideon had terug bij het huisje meteen de openhaard opgestoken. Met zijn trillende handen zat hij er voor. Ik zat op de versleten bank toe te kijken. Ik had me omgekleed toen we aankwamen en voor hem kleren gepakt.

'Waar heb je de cape vandaan?' vroeg ik om de stilte te verbreken. Ik was moe maar voelde me beter. Mijn fysieke energie was ver te zoeken, maar mentaal voelde ik me wakker.

Gideon haalde zijn schouders op. 'Het lag op de plek waar we stopten,' hij keerde zijn gezicht mijn kant op. 'Vast weggewaaid toen iemand wisselde en zijn kleren niet goed had opgeborgen.' Ik knikte langzaam met mijn hoofd. 'Hoe wist je waar ik was?' Het kwam eruit voordat ik er over dacht. Gideons mondhoek ging omhoog en hij keek weer naar de vlammen.

'Ik volgde je om zeker te zijn dat je geen domme dingen zou doen.' Ik fronste. 'Wat voor domme dingen bijvoorbeeld?' Het kwam er verwijtender uit dan ik bedoelde. Gideon draaide zich om zodat zijn rug naar de haard was gekeerd. Nu keek hij mij goed aan. 'Bijvoorbeeld jezelf in de problemen rennen zoals je deed,' vuurde hij terug, 'of iets anders doms omdat je je schuldig voelt.' Er stak een mes in mijn hart. 'Ik voel me nergens schuldig over. En ik had niet gepland om in de problemen te komen.' Ik hield zijn ogen vast om zekerder over te komen. 'Vertel jezelf wat je wilt horen, maar uiteindelijk moet je het onder ogen komen.' Mijn hand balde zich tot een vuist. Ik keek weg van hem. 'Ik had je hulp niet nodig.'

Gideon snoof minachting. 'Het zag er inderdaad uit dat je geen hulp nodig had.'

Ik klemde mijn kaken op elkaar om niet boos te worden. 'Graag gedaan trouwens,' zei hij voordat hij zich terug naar de haard keerde. Ik ademde uit. Hij had gelijk dat ik zijn hulp nodig had, maar ik wou het niet toegeven, wat voor alfa was ik dan? Maar misschien deed het er niet toe dat ik een alfa was. Mijn roedel was weg. Uitgemoord.

Dood.

Ik ontspande en blies de gestreste adem uit. 'Dankje,' zei ik zacht.
'Geen probleem.' Ik kon hem horen glimlachen toen hij sprak. Ik stapte van de bank af en kwam naast hem zitten bij de haard. Hij keek verbaast op, maar maakte plek.

'Wat was je beste herinnering aan Lucia?' Ik slikte een brok door na mijn vraag te hadden gevraagd. De geur van Gideon veranderde snel, tegelijk met zijn houding die ineenkromp bij het horen van haar naam.
'Ik weet het niet. Elk moment voelde geweldig,' antwoordde hij met een trillende stem. Hij leunde met zijn kin op zijn knieën. 'Jij?' Ik haalde mijn schouders op. 'Er zijn zoveel goede en slechte herinneringen. Ik was blij om haar als zus te hebben.' Gideon probeerde te glimlachen, maar het zag er niet vrolijk uit. Ik ging verzitten, leunde op mijn armen achter me om rechtop te zitten en mijn benen gebogen voor me uit om niet tegen de haard te komen. 'Hoe was ze als mate?' Gideon was stil.

'Ze was meer dan ik had verwacht. Meer dan in verdiende,' zei hij na een lange stilte. Hij blies de ingehouden adem uit om te ontspannen. Hij schudde zijn hoofd en keek me aan. 'Wat ga je nu doen?' vroeg hij, 'Nu de roedel... weg is.' Ik haalde mijn schouders op.
'Ik zou niet weten. Ik heb de vrijheid die ik altijd wou, maar ik voel me niet vrij.' Gideon keek me vragend aan. 'Omdat ik de laatste van de Haile familie ben maakt mij dat de alfa van de maanroedel. De roedel - voor wat er nog over is - is mijn taak om op te herstellen.' Ik voelde tranen opborrelen achter mijn ogen. 'En het voelt alsof ik faal. Mijn brieven zijn niet beantwoord, alsof ze me niet accepteren. Alsof ik niet besta. Alsof...-' Ik keek naar Gideon. Hij had de brieven afgeleverd en keek bijna dagelijks mijn territorium om te kijken of er antwoorden zijn gestuurd. 'Heb je de brieven wel afgeleverd?' Gideon verstijfde. Zijn geur veranderde bijna onopvallend. 'Ja,' was het enige wat hij zei. Toch ontspande hij niet.

Leugenaar.

Schaduw van de wolfWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu