hoofdstuk 9

105 12 0
                                    

De lucht was vandaag donker. Alsof het wist wat er gebeurd was en het mee treurde.

Gideon en ik waren al vroeg vertrokken naar het territorium dat van de maanroedel was. Er hingen zo veel geuren. Paniek, angst, bloed, verschillende wolven en het ergste...dood.

We waren niet zeker of de schaduwroedel weg was, maar we konden niet wachten, we hadden bevestiging nodig. Bevestiging of we inderdaad de enige overlevende waren, of dat er anderen waren.

Het dorp dat met de grond gelijk was gemaakt kwam in zicht. Er waren nog rookpluimen van niet gedoofde vuurtjes. Het sneeuw dat gisterochtend nog wit was, was nu bloedrood. Ik hield onbewust mijn adem in toen we bij het dorp kwamen.

Het was vreselijk. Overal lagen verscheurde lichamen. Niemand had een kans om de nacht te overleven. Ik keek richting het dorpshuis. De plek waar iedereen verzamelde om veilig te zijn. Er was niks meer van over. Overal lagen brokstukken. Ik hield mijn hand voor mijn mond om mijn gesnik stil te houden. Ze hadden alles opgeblazen. Ik kon de buskruid nog ruiken. Gideon tikte me aan en wees ergens naar. Ik volgde zijn vinger en zag dat er één gebouw nog stond. Mijn huis. Mijn buik trok samen. Hij zette stappen richting het huis, keek daarna om naar mij. Toen ik achter hem aan ging liep hij verder.

Het was was het enige gebouw dat niet was opgeblazen met opzet. Er waren beschadigingen, maar het was zonder opzet.

De deur was eruit geblazen of getrapt. Door de opening liepen we naar binnen. De woonkamer was overhoop gehaald. Er was niet geprobeerd om het netjes te houden. De bank waar ik gister nog op zat lag aan de andere kant van de kamer en was verscheurd. De stoelen waren door de kamer gesmeten en lagen overal. Ik keek naar de deur van mijn kamer. Hij was met geweld open getrokken en hing nog aan een scharnier. Ik stapte mijn kamer in. Mijn bed was overhoop gehaald. De dekens waren verscheurd en de stukjes ervan lagen op de grond. Het matras was op de grond gegooid en bevatte sporen van klauwen. Het bureau in de hoek was in tweeën. En mijn kledingkast was op de grond gevallen, de kleren lagen over mijn kamer verspreid. Het was een troep. Aslof iemand wanhopig opzoek was naar iets. Ik snoof de geur in. Het was mijn geur en.. die zoete geur. Ik haalde een shirt van de grond en rook eraan. Ik kon ruiken dat iemand hem vast had gehouden. Er zat die zoete geur op. Een geur van iemand die onbevreesd was. Zijn emoties hingen er aan. Boos.


Gideon en ik gingen elke kamer langs. En nu stonden we voor Lucia's kamer. Hij had moeite met ademen en keek naar de overhoopgehaalde kamer. Op het bed lag iemand. Ik kon niet ademen. Mijn hoofd liet de kamer draaien. Op het bed lag het verslonden lichaam van Lucia. Mijn handen hield ik voor mijn mond om niet te gillen. Haar borst was opengereten en haar ingewanden waren eruit. Ik dacht dat ik moest overgeven. Op haar lichaam lag een brief. Gideon was de eerste die aanstalten maakte om hem te pakken. Hij stond naast het bed, kijkend naar wat er nog over was van Lucia. Ik begreep niet waarom ze hier was. Ze was buiten tijdens de aanval. En waarom zouden ze moeite doen om haar hier heen te brengen met een brief.

Gideon opende de verzegelde brief. Op de achterkant stond het symbol van de schaduwroedel. Ik stapte zijn kant op. De brief hield hij met trillende handen vast. Ik kwam naast hem staan om te lezen wat erop stond.


Je hebt iets wat van mij is. Ik wil het terug.

-Zander


Zander. Die naam kende ik niet. Ik keek naar Gideons gezicht. Het stond bevroren. 'Heb je wat gestolen?' Het klonk stom. Gideon knikte langzaam, nog verzonken in de brief. 'Zoiets,' reageerde hij. 'Wie is Zander?' Gideon liet de brief uit zijn hand vallen. 'Iemand waar je je geen zorgen om hoeft te maken.' Ik fronste. Iemand die dit deed was wel degelijk om zorgen over te maken. 'Ik geloof niet dat die Zander iemand is waar we geen zorgen om hoeven te hebben.' Gideon schudde zijn hoofd. 'Het is nu toch te laat.' Hij keek naar Lucia. Ze miste een oog, de ander keek naar het niets. 'Heeft hij haar dit aangedaan?' Gideon zakte door zijn benen en zat op de grond. 'Hij is de oorzaak van alles,' zei hij. Hij keek verloren voor zich uit. Ongemakkelijk stak ik mijn handen in mijn broekzakken. Pas toen ik het briefje voelde dat ik erin had gedaan, realiseerde ik me dat ik deze broek niet had vervangen. Ik keek naar Gideon die geen beweging maakte en stapte de kamer uit om in de overloop de brief te lezen. De zegel was al verbroken. Ik vouwde hem open en herkende het handschrift van de brief van net.


Je hebt als een maand niks van je laten horen. Ik verwacht dat je druk bezig bent met datgene wat ik wil hebben? Je tijd tikt. Als ik niks verneem, dan neem ik actie.

-Zander


Weer die Zander. Gideon moest wel wat ergs hebben afgenomen om dreigementen te ontvangen. Wist Lucia hier vanaf?

Ik keerde terug naar de kamer en trof Gideon onbewogen van zijn plek aan. 'Wat heb je van deze Zander genomen?' Ik wapperde met de brief. Mijn ogen probeerde mijn ogen op hem te houden, maar iedere keer ving ik een glimp van Lucia. Elke keer dat ik haar zag scheurde mijn hart. Een rotgevoel ging door me heen. Ik was boos op mezelf voor onze ruzie. Ons laatste contact was een ruzie. Gideon keek eindelijk mijn kant op. Zijn ogen fixeerde op de brief. 'Niks wat belangrijk is.' Ik geloofde hem niet. 'Leugens. Als het niet belangrijk was had hij deze brieven niet achtergelaten en al helemaal niet de moeite genomen om mijn zus hier te laten,' siste ik. Gideons houding veranderde. 'Denk je dat je alles moet weten?' hij stond op, 'denk je dat je moet weten wat er in mijn leven gebeurt?' Zijn stem was streng en bevatte woede.

Ik rechtte mijn rug om groter te lijken. 'Ja. Ja, dat denk ik. Al helemaal als mijn ZUS zo is achtergelaten!' De woede in mijn stem was makkelijk te horen. Gideon schudde zijn hoofd en sloeg zijn armen om zich heen. 'Mijn mate is vermóórd. Ik ben níéts meer. NIETS,' schreeuwde hij terug. Hij stond op de de grond en liep mijn kant op. 'Hou je buiten mijn zaken,' zijn ogen keken minachtig op mij neer, 'ik ben hier alleen omdat zij wou dat ik voor je zorgde.' Ik snoof. 'Nou meneer ik zorg voor je, waar gaan we heen?' Ik hield mijn ogen op hem. Zijn houding rechtte zich. 'We gaan weg van hier. Naar een veilige plek en daar blijven we.'

Ik schudde mijn hoofd. 'Nee,' zei ik. Gideons ogen leken wel vuur te spuiten. 'Wat née?' Hij deed er duidelijk moeite mee rustig te blijven. 'Onderduiken en verstoppen is geen veiligheid. We kunnen beter een andere roedel bezoeken en vragen voor onderdak. Zelfs als het betekend dat we omega's zullen zijn.' Nu snoof hij.

'We gaan niet naar een andere roedel. Het is veiliger om ogen te ontlopen,' zei hij. Ik duwde tegen zijn borst om woede af te reageren. 'Waarom wil je zo graag andere roedels ontlopen?!' Ik duwde nog een keer, hij gaf niet mee. 'Waarom ben je er zo mee bezig met aan jezelf te denken?!' Ik wou nog een duw geven, maar Gideon greep mijn armen vast. Zijn bruine ogen boorde recht door me heen. 'Je kan beter een zwerfwolf zijn dan een omega. En ik denk niet aan mezelf. Ik heb geen waarde meer, die ben ik verloren toen ik haar verloor,' hij duidde op Lucia, 'ik heb beloofd voor je te zorgen. En dat zal ik doen.' Ik trok mijn armen los en stampvoette weg.

Schaduw van de wolfWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu