hoofdstuk 51

51 4 0
                                    

Zanders lichaam lag nog in mijn handen. Niemand had de moeite genomen om hem weg te halen of überhaupt in de kamer te komen. En dat vond ik ergens niet erg. Ik wou hem niet loslaten. De leegte in me was te leeg. Niks in me nam de moeite iets te doen. Niks in me riep Zander vast te houden. Dit was ik zelf. Ik wou hem vasthouden terwijl mijn tranen me verdronken.

Zander.

Hij was weg. Gewist. Vermoord. Er was geen verbond meer met hem. Ik was vrij van hem, maar toch voelde het niet zoals ik gehoopt had. Dit voelde alsof ik was vermoord. Alsof ik de lege huls was die ik vasthield.

Zanders ogen staarde zonder doel voor zich uit. Zou hij er nog door kunnen kijken?

Zou hij mijn pijn voelen? Zou hij ook het breken van ons mateverbond hebben gevoeld?

Ik haalde zijn haren uit zijn gezicht. Hij zag er rustig uit. Alsof hij geen zorgen had.

Ik hield Zander een hele tijd in mijn handen zonder iets te doen tot er een dag voorbij was en iemand eindelijk de kamer in kwam. Mijn ogen waren als beglazen glas toen ik opkeek. Er stond iemand bij de deur. De geur drong mijn neus door. Abel.

'Wat triest dit,' zei hij op een zorgeloze toon. Hij liep mijn kant op en trok me aan mijn haar op. Er ontging me een kreetje. 'Wat zal ik met jou doen?' Hij klakte met zijn tong alsof hij nadacht. Ik kon me niet inbeelden dat hij kon denken. Zijn ogen volgde mijn blik die op Zander was gericht. Abel lachte kort. 'Ik ga je niet vermoorden, daar schiet ik niks mee op. Misschien kan ik je verkopen of zelf houden.' In mijn ooghoek zag ik hem aandachtig mijn gezicht bestuderen. Het liefst zou ik hem hier ter plekke omleggen. Ik wou hem verscheuren, afslachten. Ik wou hem blind maken, blind zoals hij Zander had gemaakt.

Abel keerde zijn blik weg en riep iets richting de deur.

Er kwamen twee wat oudere wolven de kamer in die naar Zanders lichaam liepen.

Ze namen hem mee. Ik schreeuwde dat ze hem los moesten laten. Dat ik ze zou afslachten als ze niet luisterde. Maar Abel trok harder aan mijn haar waardoor ik zweeg. Het enige wat ik kon was toekijken hoe zijn lichaam uit mijn bereik verdween.

Abel liet me los waarna ik op de grond inzakte.

'Je bent een slappeling. Net zoals elke vrouw,' spuugde Abel naar me. 'Je bent nooit een luna geweest.' Ik nam geen moeite naar hem te kijken. Mijn ogen waren gericht op de bloedvlek die naar Zander rook. Deze hele kamer rook naar hem.

Abel verliet de kamer en liet me helemaal alleen achter.

Het was stil.

Te stil.

Het verscheurde me.

Er was niks meer. Zander was dood. Mijn roedel waarschijnlijk ook.

Had Abel ze tegen Zander ingezet? Ik had ze niet geroken. Ik had niemand geroken die ik kende. Waren ze veilig? Had Gideon ze gevonden?

Ik stond op op mijn wankelende benen. Ze hadden amper de kracht me staande te houden, maar toch wist ik mijn weg naar de deur te maken. Eerst checkte ik of de deur open was, maar zoals verwacht zat het slot erop van buiten. Ik keek even naar de deur naar mijn kamer. Die had ik vanaf de andere kant opsloot gedaan, dus er was geen kans in die deur.

Met mijn vuist bonkte ik tegen de deur. 'Laat me eruit.' Ik bleef doorgaan. 'Open de deur!' Officieel was ik de luna van de roedel. Ik was een Zaveri door Zander. Abel kon Zander wel hebben vermoord, maar ik was officieel nog de baas hier.

Ik gaf het op met bonken omdat niemand reageerde. Het enige wat ik hoorde was gelach van buiten de deur.

Er gingen uren voorbij voordat iemand de deur opende. Ik zat op het bed op dat moment. Mijn ogen keken op en vonden die van Vim. Ik voelde ergens opluchting bij het zien van hem.

Hij kon me hier weg krijgen. 'Vim.' Hij had een dienblad in zijn handen en liep met gebogen hoofd naar mijn bed op hem neer te zetten. 'Vim,' zei ik opnieuw. Eindelijk keek hij me aan. 'Wat is er allemaal gebeurt?' Vim keek even naar het eten en besloot toen dat ik geen aandacht waard was. Ik stond al snel op. 'Vim!' Zijn schouders spande aan, maar hij liep terug naar de deur. Ik versperde hem de weg. 'Vertel me. Alsjeblieft.' Zijn ogen gleden over me heen. En toen duwde hij me aan de kant. Ik had er niet op gerekend en viel op de vloer. Met grote ogen keek ik toe hoe hij de kamer verliet.

Ik trok mezelf overeind en begon weer met bonken op de deur. 'Verrader!' riep ik. Hij had Abels kant gekozen. Al deze wolven hier waren verraders. Ik was een lam tussen de wolven. Toen het mateverbond verbrak voelde ik mijn wolf zich terugtrekken. Ik was een lam die een wolf was. Ik zakte in tegen de deur en trok mijn lichaam samen om te janken.

Schaduw van de wolfWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu