hoofdstuk 52

56 5 0
                                    

De routines waren hetzelfde voor dagen. In de middag kreeg ik een dienblad met eten waarmee ik de dag moest overleven. Daarna was ik de hele dag alleen. Ik zat opgesloten met mezelf en mijn kwelende gedachten. De dagen gingen voorbij als sneeuw voor de zon. Ik bracht de tijd door op het bed. In geen dagen had ik me bewogen. Niks in me nam het initiatief. Ik was leeg. Verloren.

Alleen.

Mijn ogen staarde voor zich uit naar het niets tot de deur werd geopend. Ik keek op. De twee wolven die Zander van me afnamen kwamen de kamer in. Ik kende ze niet en had er ook geen zin in om dat te doen. Ze trokken me van het bed. Ik had geen energie om me te verzetten toen ze me meenamen buiten de kamer. Op de trap had ik moeite mijn benen mee te laten werken. Ik wist mezelf op te vangen voordat ik viel. Het leverde me een vieze blik van de wolven op die me overeind hielden. 'Waar gaan we heen?' wist ik uit te brengen. Ik keek de jongen in zijn ogen aan, maar hij ontweek mijn blik en liep gewoon door.

In mijn ooghoek zag ik de eetzaal die vol was met mannen. En bij de deur stond Vim die weg keek. De eetzaal was even stil toen ik langs werd gesleurd. Maar toen de voordeur van de villa open ging en we koude buitenlucht me begroette leken de gesprekken door te gaan.

We gingen door de sneeuw die minder was begonnen. De wind blies over mijn huid en liet me huiveren. De sneeuw knerpte onder de schoenen van de wolven.

Het drong tot me door waar ik naar werd gebracht. Het gebouw waar Gideon in zat kwam in de buurt. De wolven ervoor opende de deuren zonder iets te zeggen.

Zoals verwacht was de ruimte donker en muf. Links was de cel die voor Gideon was. Degene ernaast was voor mij. Zonder pardon werd ik erin achtergelaten. Ik keek nog even over mijn schouder om te zien hoe de wolven weer weg gingen. Toen de deuren sloten was het pikdonker. Ik dacht alleen te zijn, maar in de cel naast me hoorde ik geritsel. De eerste gedachte die door me heen ging was Gideon, maar de geur matchte niet. 'Dalina?' Het was Hayes. Ik keek meteen richting de stem, maar door de duisternis was er niks te zien. 'Hayes?' Er leek een last van mijn schouders af te vallen. 'Je leeft nog.' Net als mij klonk hij opgelucht. 'Ik dacht dat je dood was... net als...,' zijn stem stierf weg. Ik wist wie hij bedoelde.

Hayes schuifelde over de vloer. Ik hoorde hem tegen het tralies.

'Wat is er allemaal gebeurt?' Ik staarde de duisternis in en zocht een antwoord.

'Toby kwam mijn kamer in en Abel later ook. Zander wou me... beschermen... en toen...,' ik hield mijn hand voor mijn mond om een snik binnen te houden, 'Abel stak hem in de rug. Het... mes had gif... ik rook en zag het...' Ik kon de snik niet binnen houden. 'Zander had geen kans op... overleving.' De tranen stroomden uit mijn ogen. 'Hij is... dood en... ik weet niet... waar... zijn... lichaam is...' Ik had nog niet hardop gezegd dat hij dood was. Hij was dood. Weg. Verdwenen.

Alleen.

Hayes was net zo stil als mij. Beide hadden we geen woorden.

'Wat gaat er met ons gebeuren?' vroeg ik na een tijdje. Ik hoorde Hayes zuchten.

'Ik heb geen idee,' antwoordde hij eerlijk.

De tijd leek traag te gaan. Er was geen mogelijkheid om te weten hoe laat het was of welke dag het was.

Er was een moment dat de buitenlucht te zien was - toen we ten kregen. En de lucht was donker. Nacht.

Ik kon ruiken dat het eten weinig voorstelde. Met mijn ogen kon ik een beetje zien, maar mijn wolvenzicht was ver te zoeken.

'Het zijn restjes.' Ik keek richting Hayes zijn stem. 'Gevangenen krijgen geen speciaal eten. Gewoon restjes.' Ik keerde weer terug naar het eten, maar had geen zin om het te eten. Voorzichtig schoof ik het naar Hayes toe. Het was even stil toen het blad tegen het tralies aankwam.

'Ik hoef niet.' Het duurde even voordat Hayes het eten aannam.

Ik voelde me leeg. Het enige wat ik kon was staren. Niks in me had energie. Mijn gedachten waren leeg. Ik was leeg.

Een groot deel van de tijd was het stil. Hayes en ik zaten verzonken in onszelf. We namen weinig tijd om met elkaar te praten.

Ik was de tijd verloren na drie dagen. Ik probeerde het bij te houden, maar werd gek van mezelf. We kregen niet elke dag eten. Gelukkig lekte het plafond een beetje waardoor er af en toe waterdruppels binnendrongen. Vaak waren ze net zo koud als de ruimte.

Mijn ogen zagen nog steeds niks in de duisternis in me heen. Er was geen spoor van mijn wolf te bekennen. Mijn maag knorde af en toe als ik aan eten dacht en dan drong Hayes aan dat ik moest eten. Maar ik kreeg geen hap binnen. Bij de geur moest ik al kokhalzen.

Na wat leek een eeuwigheid waren er geluiden buiten. Hayes stond meteen bij de tralies toen het klonk.

Ik hoorde geschreeuw dat steeds verder ging.

'Ze zijn in de villa,' informeerde Hayes. Hij wist dat ik geen beschikking had tot mijn wolfzintuigen.

De geluiden die in de buurt waren klonken als de avond dat Zander stierf. Het bracht me geen vreugde zoals het Hayes bracht.

Hayes viel stil toen er een harde knal tegen de deuren was. Ik schrok ervan.

Met een klap schoten de deuren open. Er stond een silhouet van een meid. Ze keek naar Hayes die stil bleef. In het zonlicht kon in zien hoe hij naar haar keek. Het leek wel of hij naar het mooiste schepsel van de wereld zag.

De meid liep naar mijn cel. Ze ramde tegen het slot aan dat niet meegaf. Ze zuchtte geërgerd en liep even naar de wachters die ons bewaakten. Daar hoorde ik het geritsel van sleutels. De meid keerde terug en kon het slot openen.

Ze hurkte voor me neer. 'Je ziet er vreselijk uit,' zei een bekende stem die me weer wakker schudde. 'Thalia.' Ik keek meteen op. Daar was ze. Mijn zus. Ze had het vuur in haar ogen dat ik kende. Nu pas realiseerde ik me hoe erg ik haar gemist had.

Zonder nog te denken gooide ik me in haar armen. Haar warme armen die me niet loslieten. 'Ik was zo bang dat je er niet meer was,' zei ze in mijn haar. Ik had geen zin om te antwoorden. Het enige wat ik wou was haar vasthouden. Maar Hayes liet nog weten dat hij er was door tegen de tralies te tikken. Tegelijk met Thalia keek ik op. In het licht dat de ruimte binnenviel kon ik Thalia zien glimlachen. Ze hielp me overeind en liet me op haar steunen.

Thalia stopte voor Hayes' cel.

'Ik heb nooit de kans gekregen om je te bedanken.' Ze zocht tussen de sleutels tot ze er een vond en daarmee zijn cel opende. Hayes keek met een mond vol tanden naar mijn zus.

'Wauw... je bent... wauw,' stamelde hij. Ik keek hem verbaast aan - niet snappend wat er tussen heen had gespeeld. Thalia gaf me ook geen tijd om te vragen en bracht ons weg.

Bij de poort waren meerdere wolven die ik kende.

Mijn roedel.

Ik keek achterom om de villa de zien. Het was een chaos.

Ruiten waren kapot, stenen lagen rond het huis en er waren kleine branden. En naar ons liep een groep met wolven. Het was geen grote groep, maar straalde genoeg trots uit. Mijn roedel. Ik hing in Thalia's armen die me hielp weg te komen.

We verlieten de villa. Weg van ongeluk en pijn. Weg van de schaduwroedel.


Schaduw van de wolfWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu