1) The Elven King

658 30 0
                                    

De zon was als een stralende ster aan de hemel verschenen. Haar rode licht had de horizon een rijkelijke indruk gegeven terwijl de lucht er uit zag als een prachtige zacht blauwe oase, gevuld met kristal heldere, witte wolken.

De dag zou heerlijk beginnen. De Nimfen zouden dansen op de lelie bladen en rondvliegen op libellen. De Elfen zouden aan de rand van het meertje zitten en harp spelen. Een vader zou zijn zoon leren boogschieten. Een moeder zou haar dochter leren welke bloemen goed zijn voor een helende kruidendrank.

Zwaluwen vliegen hoog aan de hemel, de krekels zingen uit volle borst, veilig verborgen in het hoge gras. Dauwdruppels zullen dra een herinnering zijn. Bloemen vouwen hun knoppen open. De bries is zacht. Deze dag zou niet beter kunnen worden.

Irính wandelt door de gang. Hij moet de graan voorraad controleren vandaag. Moet er opnieuw geoost worden of niet? Moet er bij gezaaid worden of niet? Dat zal hij zo meteen te weten komen. Maar eerst een ochtend wandeling. De tuin is fris en groen. Het zou zonde zijn om op dit vroege uur niet eens buiten te gaan.

Het paleis slaapt nog. De enigen die wakker zijn, zijn de wel echt vroege vogels. Irính was daar sinds deze ochtend eentje van. Hij had voor een warme, rode tuniek gekozen die hem nog de hele dag lang aan de schitterende zonsopgang zou kunnen doen denken.

Ook al heeft de koning niet zo graag rood, voor een keertje mocht het voor hem wel. Enkele jonkers liepen door de gang. Ze hadden waarschijnlijk het zelfde idee als hij. Een wandeling door de tuin.

Eventjes blijft hij staan. De kaarsen branden hier nog. Irính buigt voorover en blaast zachtjes. Met tegenzin gaat het vlammetje uit. Nu de twee anderen nog.
Dogaun loopt hem tegemoet.

"Irính, ook gewekt door deze stralende morgen?"
Hij knikt, "zeker, het is te mooi weer om nu uit te slapen."
Elfen hebben sowieso niet veel slaap nodig.

Ze hebben het nog even over van alles en nog wat. Wie vandaag wat zou gaan doen. Wie met wie nog iets moest regelen en wanneer de eerste vruchten rijp zouden zijn.

Het was een alledaags gesprek tussen twee alledaagse elfen. De jonge Dogaun was immers net bij de raad ingetreden. Hij was iemand die graag had dat alles gesmeerd loopt en dat problemen opgelost worden vanaf het moment dat ze aan het daglicht komen. Gelukkig is deze ochtend schitterend begonnen.

Samen lopen ze verder.
"Is de koning al op?" hervat Dogaun het gesprek.
"Ik denk het niet, ik heb nog niets gehoord."
"Zou hij een slechte nacht gehad hebben? Meestal is de koning zo laat niet."
Irính heeft er het raden naar. "We zullen bij hem langslopen en kijken wat we kunnen doen."

Samen slaan ze een andere gang in, richting de kamer van de koning. Nog voor ze daar zijn klinkt er echter een kreet.
"Irính! Dat was de koning! Er is iets mis!"
Samen zetten ze het op een lopen. Niet in het minst gehinderd door de lange tunieken.

Ze zijn als eerste bij de deur van het slaapvertrek. Irính klopt zachtjes op de deur. "Majesteit, was u dat?"
Er komt geen reactie.
"Majesteit bent u daar?"
Dogaun wisselt een paniekerige blik met het oudste raadslid Irính.

Hij neemt een hoorn en blaast er op terwijl Irính op de deur blijft kloppen.
Enkele soldaten komen kijken. Reacties van de koning blijven uit. "Openbreken." beslist Irính uiteindelijk. Het is een ongewone daad maar zijn voorgevoel zegt dat iets fout gegaan is. En het voorgevoel van een Elf is altijd juist.

Twee Elfen zetten hun schouder tegen de deur. Met een zwaar gekraak breekt het slot. Irính gaat als eerste naar binnen.

De koning zit naast zijn bed op de grond. Onder het raam. Op verschillende plaatsen liggen scherven op de vloer. Hij draagt zijn nachtkleding en staart als een blinde voor zich. Een hele reeks perkamenten rollen liggen verspreid tussen de scherven.
Irính loopt op hem af en gaat door de knieën.

"Majesteit. Wij hoorden u roepen! Bent u aangevallen?"
Maar de koning antwoord niet.
Langzaam staat de vorst op kijkt door het raam. Irính volgt zijn voorbeeld.
"Majesteit?"

De koning draait zich naar de soldaten aan de deur, Dogaun en naar de generaal. Zijn blauwe ogen hebben een griezelige grijze glans gekregen. Zijn wit blonde haren, de lichtste kleur van alle elfen is slordiger als anders maar zien er toch nog uit alsof de koning niet geslapen heeft. Of toch niet in zijn bed.

Zijn bleke huid is nog bleker als gewoonlijk. Zijn kleren nog even perfect. Zelfs voor nacht kledij.
"Ik heb niemand in mijn kamer ontboden." fluisterde hij plots.

"Majesteit we hebben u horen roepen." verteld Dogaun. Irính knikt bevestigend.
"Dat klopt" zegt de koning afwezig "maar ik heb niemand nodig."
De Elfen zijn verbaasd. Er iets sterk veranderd aan het gedrag van de vorst.

"Irính!"
De koning praat luider dan anders. Irính schrikt ervan."Majesteit?"
"Iedereen uit mijn kamer. Zorg ervoor dat NIEMAND meer binnenkomt. Ik vertrouw op je dat je deze taak tot een goed einde kan brengen."

Irính slaat zijn ogen neer. Er is iets gebeurd. Een droom? Een visioen? Een beeld uit het verleden? Een onverwachte indringer? Een nachtmerrie? Een aanval van iets?

Het kan alles zijn.
"Zeker majesteit. Wij gehoorzamen." en met een neergeslagen hoofd loopt Irính de anderen achterna. De kamer uit.
De stilte is oorverdovend.
Hij heeft frisse lucht nodig.

De ochtend was zo schitterend begonnen. Wat kan er gebeurd zijn zonder dat iemand het weet?
De zon verwarmd zijn gezicht maar vanbinnen voelt het kil. De appelbomen staan volop in bloesem.
Voorzichtig gaat hij op een boomstam zitten. Elke elf die voorbij komt groet hem. Dat is de gewoonte. Helaas voelt hij er niets meer voor om dat vandaag te doen. Hun koning. Dat is alles dat hem bezig houd.

The Elven KingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu