-41-

18 2 4
                                    

We rijden en rijden maar door en ik heb geen flauw idee waarheen. De borden langs de weg zeggen me al helemaal niks meer, volgens mij rijden we echt the middle of nowhere in. Dat maakt mijn kansen tot ontsnappen alleen maar kleiner, want hoe moeten ze mij hier nou vinden? Nick zegt de hele weg bijna niks. Hij bied me alleen wat te eten aan, wat ik afsla. Ik ben echt misselijk van angst, ik ben zo bang dat hij me nooit meer zal laten gaan of dat niemand me hier zal vinden. We rijden door een bosachtig landschap, ineens komen we bij een camping. Het is klein en het ziet er niet uit of hier veel mensen komen. Het lijkt wel een kerkhof, zo uitgestorven is het. Toch stopt Nick zijn auto voor één van de huisjes die ergens achteraf op het terrein staan. 'Hoe kom je hieraan?' vraag ik uit nieuwsgierigheid. 'Dit huisje is van familie van me, ik heb gezegd dat ik er een tijdje met mijn vriendin ga logeren' antwoord Nick. Ik slik, een tijdje? Hoelang zou dat zijn... Nick stapt uit de auto en loopt naar mijn deur om hem open te doen, ik stap uit. Hehe, eindelijk frisse lucht! Nick pakt me bij de hand en doet de deur van het huisje open. Het is klein en je kunt zien dat er hier al in geen tijden iemand geweest is, het ruikt een beetje muf. Nick doet een raam open en gebaart dat ik op een stoel moet gaan zitten. 'Ik ga even de tassen uit de auto halen, flik het niet om te ontsnappen want je komt toch niet ver' zegt Nick dreigend. Ik knik, ik zou niet durven denk ik bij mezelf, hij heeft immers een mes. Maar dit is mijn kans om te smsen, om contact te zoeken met de buitenwereld. Tien nieuwe berichten lees ik als ik mijn telefoon open, ik lees ze niet maar klik meteen op het eerste bericht om te beantwoorden. Ik weet dat ik weinig tijd heb, want als Nick dit weet zal hij mijn telefoon meteen innemen. 'HELP, Nick heeft me' typ ik zo snel als ik kan. Net als ik het openen van de deur hoor zit mijn telefoon weer in mijn broekzak. Dom van me dat ik vergeten ben hem op stil te zetten, dan had hij hem vast nooit ontdenkt. Nick rommelt even in de kastjes en vraagt of ik wat te drinken wil. Ik vraag om een glas water en even later staat dat voor mijn neus. 'Kun je mijn handen nu misschien losmaken?' vraag ik boos. 'Zo kan ik namelijk niet eens wat drinken' Nick kijkt me boos aan maar maakt toch mijn handen los. Aah, dit is beter en draai mijn polsen rond, ze zijn helemaal rood en pijnlijk. 'Roos, wij moeten praten. Echt praten...'

Highway to HellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu