Hoofdstuk 8

52 10 0
                                    

Pov Spirit

Vermoeid werd ik door Dylan steeds naar voren geduwd. Ik kon niet meer, maar blijkbaar mocht ik niet rusten van hem. We liepen al wel niet voor ik weet niet hoe lang en mijn blaren zouden zelf ook nog blaren krijgen als we nog langer door zouden lopen.

'Ik kan niet meer,' bracht ik hijgend uit terwijl ik door mijn benen in de sneeuw zakte. 'Ik ben moe...'

'We gaan geen pauze houden,' zei Dylan terwijl hij me aan mijn haren omhoog trok. 'Niet voordat we terug zijn van waar je vandaan komt.'

Mijn ogen werden groot van de schrik. 'Maar ik kan geen maand achter elkaar blijven lopen!' bracht ik moeizaam uit terwijl ik toch weer een stap naar voren zette.

'We gaan er ook geen maand over doen,' grijnsde hij. 'Als we doorlopen, zijn we over ruim twee weken bij de plek waar je vandaan komt.' Hij duwde me weer vooruit en ik moest moeite doen om overeind te blijven. 'Dus doorlopen!'

Met tranen in mijn ogen van de pijn en met benen van lood, liep ik dapper verder. Ik hoopte dat iemand me zou komen helpen. Ik wist dat ik dit nooit zo lang kon volhouden en ik had gelijk.

Die avond zakte ik weer in elkaar en ik had de kracht niet meer om me op te richten. Mijn ogenleden voelde zwaar aan en het enige wat ik nog wilde was gaan slapen. Maar natuurlijk liet Dylan dat niet toe. Weer trok hij me aan mijn haren omhoog en duwde me weer naar voren toen ik met moeite mijn benen onder mijn lichaam had gekregen.

Dylan zelf leek nergens last van te hebben. Hoe kan hij een hele dag lopen zonder ook maar neer te gaan van de vermoeidheid. Hij duwde me weer vooruit toen hij doorkreeg dat ik hem aankeek. 'Let maar op de weg voor je dan op mij.' grijnsde hij. 'Je krijgt nog genoeg tijd om me te bekijken.'

Walgend draaide ik me van hem af. Ik hoefde niet te weten wat hij daarmee bedoelde. Het enige waar ik me nog maar op kon concentreren was mijn voeten verzetten. Links, rechts, links, rechts. Zo ging het maar door.

Ik had zelfs de kracht niet om aan Dylan te vragen om wat te eten. Mijn maag knorde van de honger, maar blijkbaar leken mijn hersenen het niet door te hebben. Ook leek het alsof ik voor alles en iedereen blind was geworden. Het enige wat ik zag was de weg voor me.

Opeens werd ik met een ruk achteruit getrokken. 'Kijk uit waar je loopt!' gromde Dylan kwaad.

Verbaasd leek ik uit mijn trans te ontwaken. Voor mij was een wilde rivier en ik was daar bijna in gelopen. Ik merkte nu ook pas weer dat het al weer licht was geworden. 'Hoe lang lopen we al?' vroeg ik zacht. Mijn mond was kurkdroog en mijn lippen waren gebarsten.

'Lang genoeg om nu te stoppen.' Opgelucht liet ik me door mijn benen zakken. Nog voor ik met mijn hoofd de sneeuw raakte, was ik al diep in slaap gevallen.

Pov onbekend

De geur van Dylan en haar wordt steeds sterker. Ik was nu al dicht bij, dat kon ik ruiken.

Ik versnelde mijn pas, ook al was ik zo moe. Ik rende al een paar dagen, wetend dat ik echt heel erg achter liep.

Hoe konden ze zich zo snel verplaatsen als ze lopend zijn? Niemand kan zich zo snel verplaatsen.

Opeens ving ik haar geur op. Slippend kwam ik tot stilstand. Met mijn neus hoog in de lucht hoopte ik haar geur weer op te vangen. Een frisse wind blies hard in mijn gezicht en zuchtend begon ik weer te rennen. Alleen door de harde wind had ik haar kunnen ruiken.

Woedend en gefrustreerd stopte ik een week later eindelijk met rennen. Haar geur was sterk aanwezig.

Op een langzame draf liep ik door het bos. Na mate ik verder kwam, werd haar geur ook sterker. Geschokt bleef ik staan toen ik haar zag liggen.

Ik snelde naar haar toe en bekeek haar van top tot teen. Was ze gewond? Nee. Waarom werd ze dan niet wakker?!

'Ze is doodmoe, Alpha,' zei de stem van Dylan spottend. 'Daar heb ik wel voor gezorgd. Haar laten lopen tot ze neer zou vallen is gelukt. Ze zal nog wel een tijdje zo blijven, dus ze zal niets merken van wat ik nu ga doen.'

Nog voor ik het door had, sprong hij op me af. Met een harde klap belandde hij en ik op de grond. Verwoed probeerde ik hem van me af te duwen, maar ik kon duidelijk merken dat hij op me gewacht had. Hij was uitgerust, terwijl ik moe van het rennen, het tegen hem op moest nemen. Zijn ogen waren pikzwart. Ik wist bijna zeker dat het niet lang zou duren voordat hij ook zou veranderen.

Ik krabde hem hard over zijn gezicht en hij schreeuwde het uit van de pijn. Doordat hij even was afgeleid, had ik de tijd om onder hem vandaan te kruipen en me weer op hem te storten. We rolden over de grond en ik voelde takken en stenen mijn rug open halen. Met mijn kiezen op elkaar en al mijn kracht, lukte het me om hem onder me te krijgen.

'Je wint dit toch niet, Tobias,' grijnsde Dylan. 'Niemand zou het overleven na dagen rennen. Zelfs een Alpha niet. Dat weten we allebei.'

Grommend keek ik hem aan. Dan ken je mij nog niet. Met een woeste grom drukte ik mijn nagels in zijn borstkas. Elke keer dat hij bewoog, maakte de wonden alleen maar erger. Grommend keek ik toe hoe ooit mijn beste vriend het langzaam opgaf. Zijn gezicht was bleek geworden en hij haalde nog maar moeizaam adem.

'Dit vergeef ik je nooit... hond...' Zijn ogen draaiden omhoog in zijn kassen. Zijn laatste adem werd uitgeblazen en zijn borst stopte met op en neer gaan. Het meisje was gered.

Maar waarom voelde ik mezelf dan zo rot erover?

Never ExpectedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu