Hoofdstuk 21

199 14 0
                                    

De losgeraakten plukken haar zwiepten in mijn gezich, ik duwde ze achter mijn oren en spoorde Iphigenia aan om nog sneller door de velden te galloperen. We moesten snel zijn, tijd was de vijand. Eindelijk was het me allemaal duidelijk! Eindelijk begreep ik lijn fouten. Ik keek naar de hemel. Die was nog pikzwart, mooi zo. De engelen mochten niet weten dqt ik dit wist. We moesten voor zonsopgang terug zijn. Ik riep naar Léonie om boven de wind uit te komen: "Zeg me nog één keer. Hoe noemt je zusje vólledig?" Ik zag of hoorde haar niet maar ik wist dat ze op haar lip beet en aan haar kettinkje trok dat ze altijd aanhad. Eentje met een sleutel. "Josephine.", riep ze terug. Ik knarsetande, waarom had ik dit niet eerder begrepen. Waarom heb ik het nu pas door. Ik slaakte een overdreven zucht en was woeden op mezelf. Ik stopte, de kerk. Snel kroop ik van mijn paard en Léonie kroop van Richard. We renden naar de grote poort en klopten. "Wat doen we met de pastoor?" Ik beet op mijn lip. "We lokken hem met een smoes naar de kerktuin en sluiten hem buiten. Léonie knikte, ze ging een pas achter me staan. Maar het was niet de pastoor die opendeed. Het was zijn zoon. Ik zag Léonie in mijn ooghoek verstarren. Ik herinnerde me iets. "Dag Léonie." "Dag Korneel." "Al over je bindingsangst heen?" Ik trok mijn wenkbrauw op naar Léonie die keek woedend naar Korneel. Exen. "Eigenlijk," moeide ik me ermee, "wil ze haar excuses aanbieden." "In het midden van de nacht.", ik knikte: "Ze kon er gewoon niet van slapen.", zei ik bloedserieus. Léonie gooide me een woedene blik toe, maar ze begreep de hint en nam Korneels hand. Ik hoorde hem lief fluisteren en haar kortaf antwoorden. Ik ging naar binnen en stak kaarsen aan. Ik plaatste ze op de grond in het midden van de kerk. In de vorm van een roos. Nu nog de spreuk. Ik ademde diep in toen ik iemand hoorde gillen. Snel draaide ik me op en rende ik naar Léonie. Korneel had haar tegen een boom geduwd en haar polsen zaten vastgepind door zijn handen. Ze probeerde tevergeefs los te komen. Ik maakte met mijn been een karate beweging en mijn voet raakte zijn achterhoofd. Hij viel bewusteloos neer en Léonie lachte naar me: "Net op tijd." We renden terug naar de kerk en ik sprak de Latijnse spreuk uit die bij Jophiël hoorde: "decorem Dei electus vocat te" de vlammetjes stegen hoog in de lucht en daalden weer. Boven het midden van de roos vloog Jophiël. De engelen konden hun vleugels opplooien en intrekken, maar als ze in hun volle gloerie zijn zou je dat nooit geloven. Die van Jophiël hadden een roze schijn en dat herinnerde me eraan waarom ik hier kwam. "Waarom knipte je niet gewoon met je vingers.", vroeg Léonie. "Omdat ze zich niet in de hemel bevond." Jophiël vloog naar ons toe. "Het bandje." Ik gaf het haar. "Kijk, deze roos is teken van de schoonheid van God. En deze roze toermalijn, is mijn steen. En de inscriptie... Er staat: ik zal u dienen. Schepper van mijn zielsverwante Jophiël." Ik knikte. Ook ik had het door. "Wat betekent dat? ", vroeg Léonie. "Fien is haar beatae.", zei ik bloedserieus.

Engelen Ziel (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu