Hoofdstuk 26

201 13 0
                                    

Ik werd wakker gemaakt door Ulriek. "Louise, we moeten gaan." Ik knipperde en duwde mezelf omhoog met mijn elleboog. De lucht was nog donker, er blonken sterren aan de hemel. Waarom moesten we al opstaan? "Raf heeft ze gevoeld toen hij een konijn manipuleerde." Ik sprong op, "ze" konden alleen maar de engelen zijn. Ik rende naar de koets en trok de deur open. Raf keek me met bezorgde ogen aan en nam mijn oiks. Hij trok me op zijn schoot en hield mijn middel stevig vast. Aslof hij bang was dat ik weg zou willen gaan. Ulriek sprong ook in de auto en terwijl hij een hand op het stuur legde nam hij met de andere hand Léonie haar vingers vast. Ze glimlachte en fluisterde hem iets toe waarvan hij zichtbaar kalmeerde. Ik legde mijn hoofd tegen Rafs borst en luisterde naar zijn hartslag. Het ging als een razende tekeer. "Heb je dat konijn dan uitzindelijk nog gevangen of niet?" Vroeg ik hem. Zijn hart kwam tot rust. "Voor mijn prinses.", zei hij terwijl hij via telekinese een konijn uit de koffer liet vliegen. Dood. ik onderdrukte de neiging om te gillen. Eten was eten. We besloten nog wat te slapen en lieten Ulriek doorrijden naar Spanje.

7 mei 1912

We zaten rond een kampvuurtje in Spanje aan de zee. We wisten niet echt waar we naartoe moesten en besloten gewoon even te genieten van onze vrijheid. Raf wist steeds meer gevoelens op te wekken waarvan ik niet wist dat ze zo sterk konden zijn. Nostalgie, plezier, vreugde, vriendschap, genegenheid. We kwamen erachter dat Rafaël had gehandeld volgens het oude kerkelijke idee. Zij die bang zijn en vrezen geloven het meest. Dus alle sombere bange gevoelens bleven. De gelukkige had hij verdreven. Maar Raf bracht ze terug. "Het is een soort van puzzel." Had hij gezegd. "De stukjes zijn er wel, maar ze liggen allemaal door elkaar, er zijn "verzonnen" stukjes bij die ervoor zorgen dat je er een over hebt waardoor het ook niet meer klopt."

Maar nu was alles goed. Alles was perfect. Voor dit hele kleine moment dat we met zijn allen bij het vuur zaten. "Weetje," zei Léonie plots, "we hebben nog nooit naar elkaars verleden gevraagd." Ze keek naar de jongen naast haar, die zijn arm rond haar had geslagen. "Ulriek?" Ulriek zijn blik verstrakte, maar Léonie machte hem bemoedigend toe. Na een tijd van aarzelen begon hij. "Ulriek Schneidder. Die naam is Duits. Ik ben geboren in Duitsland en heb daar tot mijn twaalfde gewoond. Het was een vreselijk leven. Mijn vader sloeg mijn moeder dag in en uit. En ik maar toekijken, ik was niet in staat om iets te doen. Er was nooit eten, mijn vader verspilde zijn geld aan wodka en andere sterke dranken. Ik was acht en werkte in een bakkerij. Mijn moeder was erg ziek. In plaats van met het geld een deftige maaltijd voor mezelf en haar te kopen betaalde ik alleen nog maar voor haar en na een tijdje kon ik een dokter betalen. De dokter zei dat we haar niet meer konden redden en dat ik haar moest laten gaan. Dat was het jaar 1903. Een dag voor haar dood fluisterde mijn moeder dat ik weg moest, voor vader thuiskwam. Ik nam afscheid en vertrok in tranen. Ik kwam terecht bij een man die kunst maakte. Hij vond me tijdens het schooien en voedde me verder op. Hij leerde me de kunst van de poëzie en zorgde dat ik gevechtskunsten kon volgen. Mijn gedichten werden beroemd. Ik ben die kunstenaar dankbaar voor de vier jaar dat hij me bij zich heeft gehouden. Toen ik twaalf was kwam een vrouw uit Knokke naar me toe. Ze bood me aan om voor haar te komen werken. Ze was een uitgeefster en ze zou beroemd worden met de boekenbundels van mijn gedichten. Met gevolg dat ik ook beroemd zou worden. Ik stemde in en vlak voor mijn vertrek ging ik naar mijn ouderlijk huis. Het was nu van iemand anders, mijn vader had het waarschijnlijk verkocht. Ik weet niet of ik het geluk of ongeluk moet noemen maar, toen kwam ik hem tegen. Vlak voordat ik naar België ging. Ik sloeg hem. Hij was met zijn bezopen lijf niet opgewassen tegen me. Ik hem hem een waardige dood gegeven. Dan vertrok ik. Naar Knokke. Naar een nieuw begin." Ulriek zijn ogen stonden hard. Ik was geschrokken, zo'n verleden had ik niet van hem verwacht. Léonie was niet geschrokken, blijkbaar kon het haar niets schelen of dat haar vriendje zijn vader had vermoord. Ik denk dat ae zich focuste op jet idee erachter. Het was voor zijn moeder. Ik kuchte even en keek naar Raf, hij zat achter me zodat ik tegen hem kon liggen. "Wat is jullie verleden?", vroeg ik hem. "Niets speciaals.", antwoordde hij. Léonie keek hem veelbetekend aan. "Vertel het haar." "Dat is niet echt mijn verleden Léonie, het is meer mijn toekomst." Ik fronste. Raf keek weg, Léonie zuchtte: "Raf heeft in maart te horen gekregen dat hij gaat trouwen deze zomer." Ik keek naar Raf. "We zijn van adel Louise. We kiezen dit niet. Het is gewoon zo.", zei hij. Maar hij

keek me niet aan. Ik knikte alleen maar. "En jij? Heb jij een verleden?" Die vraag kwam van Unrriek en was tot mij gericht. Ik keek naar mijn handen: "Jullie weten natuurlijk al dat ik op zesjarige leeftijd door de engelen werd gecontacteerd. Maar ik heb ook nog een paar andere dingen te vertellen. Ik heb een zusje, Catherine. Een schat van een kind. En vroeger had ik een een grote roer, Charles... Hij stierf aan griep. Ik was acht. Op mijn twaalfde leerde ik Michael kennen. Op mijn veertiende waren we samen. Ik weet eigenlijk niet echt veel... Ik begon opeens aan gevechtskunst maar ik weet niet meer waarom... Ik stond vaak onder de blauwe plekken en ik weet ook niet waarom.. En sommige afspraakjes met Michael herinner ik me maar half. Het is een en al gatenkaas. Mijn vader was niet vaak thuis." Ik fronste bij een herinnering: "Mijn moeder lachte nooit met mijn engelen. En ze noemde me ook nooit Rosemarie Kingstone, wanneer ze mijn naam voluit wou zeggen. Dat deed ze bij Chrales wel en ze doet het ook bij Cath." "Louise, wie is Rosemarie? Is dat die Rose waar Jophiël het over had." Mijn hoofd schoot de lucht in... Daar had niet aan gedacht. Dat had ik hen nooit verteld... Ik legde hen uit dat ik van identiteit moest wisselen zodat mijn ouders zouden denken dat ik dood was. Iedereen begreep het en na een tijd na babbelen vielen we vredig in slaap.

Engelen Ziel (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu