Hoofdstuk 23

183 13 0
                                    

Ik trok me terug toen ik en deur hoorde opengaan. Ulriek en Léonie stapten in. Ik leunde met mijn hoofd tegen Raf borst en hoorde zijn hart als een razende tekeer gaan. Hij ademde zwaar in mijn oor en ik nam zijn hand. Ik gaf er een kneepje in en hij kneep terug. Ik had Raphaël Van Achteren gekust. Ik sloot mijn ogen en riep naar Ulriek: "Rij zonder lichten. De engelen mogen ons niet vinden." Ik zuchtte nogmaals en viel in slaap.

Natuurlijk eisten de jongens uitleg, maar ik was zo verschrikkelijk moe dat ik het Léonie liet uitleggen. "Josephine is dus een beatae en we moeten haar vinden voor de engelen want zij willen haar vermoorden! Ze is niet ontvoerd... Ze is weggelopen." Ik knikte tegen Raf zijn borst. "Dus Gabriël heeft geen beatae.", vroeg Ulriek peinzend. Ik antwoordde met mijn ogen gesloten: "Dat weet ik niet. Het kan ook jij zijn of Raf, iemand van de vier beatae die ik vindt is geen echte." Raf gaf een klein kusje op mijn kruin. "Weet die beatae dat zelf dan niet." Ik haalde mijn shouders op. "Ook dat weet ik niet, maar volgens mij moet er een manier bestaan om daarachter te komen." Iedereen stemde mompelend in. Na een tijdje werd ik wakker uit een droomloze slaap. Léonie zat aan het stuur, de rest sliep, ik vroeg haar lachend: "Dus... Jij en Ulriek hé?" Ik zag haar natuurlijk niet, maar ik verwed er mijn ziel om dat ze bloosde. "Ja, hij is echt een knuffelbeer." Ik schoot in de lach bij die vergelijking. "Oh Léonie, ik denk meer aan een grizzlybear maar goed ja." Ik lachte weer en Léonie deed mee. En opnieuw had ik dat gevoel, we hadden en zware missie, maar geluk en liefde reisden met ons mee.

Engelen Ziel (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu