Hoofdstuk 9

336 16 3
                                    

"Ik snap het niet.", Raf haalde zijn vingers door zijn haar en probeerde te bevatten wat ik zojuist had gezegd. Ik zuchtte, hij had intussen al 20 keer gezegd dat hij het niet snapte en Léonie had elke 20 keer geïrriteerd gezucht. Blijkbaar snapte zij het wel, jammer genoeg was zij geen beatae. "Raf! Snap het dan je bent uitverkoren om God te dienen en de Apocalyps tegen te houden! Wat is er zo moeilijk aan te bevatten!", ze fluisterde kwaad en ik zag dat ze aan haar ketting trok. Dat deed ze heel de tijd, een zenuwtrekje, besefte ik. Ik zuchtte, Ulriek ook en toen hoorde ik Rafaël in mijn hoofd: "Neem hem ergens mee naartoe waar ik kan verschijnen, Louise." Ik was nog atlijd niet gewend aan het feit dat ze mij zo noemden en kreeg een raar gevoel. Dat schudde ik van me af en stond recht. "Ik zou graag even met Raphaël alleen zijn, in de auto."
"Ik zou niets proberen.", zei Raf.
Ik trok een afkeurend gezicht: "Dát bedoelde ik niet Raphaël, wij moeten praten." Hij grinnikte en volgde me de herberg uit naar buiten, de auto in. Ik knipte met mijn vingers en Rafaël verscheen. "Louise! Dat is echt frustrerend, de volgende keer verwittig je mij eerst zoals normaal."
"Ik roep jou toch nooit op!", antwoordde ik bits terug. Raf keek de engel stomverbaasd aan, ik verstond wel waarom, die twee waren als twee druppels water. Rafaël keek zijn beatae met treurige ogen aan, de hoeveelste was het wel niet die hij ontmoette, de hoeveelste was het wel niet die het plan in de war zou leiden. "Dus, jij bent mijn... Engel?", vroeg Raf aarzelend. Rafaël knikte: "Ik ben Rafaël en zal je leren hoe je met je gave kunt omgaan, en met telekinese." "Wat?", vroeg Raf, duidelijk in de war. Ik draaide met mijn ogen en knikte richting zijn portier, die vloog open. "Dát.", antwoordde ik. "De deur is gewoon opengevlogen." Ik knarsetande en zocht met mijn geest naar een voorwerp. De koffer van Ulriek! Ik bracht hem in de lucht en opende hem met mentale kracht, toen draaide ik hem om en alles vloog eruit. Vervolgens begon het zich allemaal weer in de koffer op te stapelen en ging de koffer weer naar zijn plaats. "Oh, dát.", zei Raf, "Telekinese is dus een vaardigheid die heel handig is voor dienstmeisjes." Ik kneep in mijn jurk en ademde diep in en uit. Alleen mijn goede manieren weerhielden me ervan hem geen mep te verkopen. "Jullie," zei ik terwijl ik probeerde niet te schreeuwen, "zijn ónverbeterlijk." Ik keek hen beiden woedend toe en stapte de auto uit, toen ik op de straat stond gooide ik de deur zo hard dicht dat er sommige omstanders keken. Raf draaide het raampje naar beneden en leunde met zijn armen op de deur. Moest die nu opengaan zou hij zo uit de auto vallen. hij lachte gemeen en riep me na: "Louise, een dame smijt niet met deuren." Dat was de druppel ik draaid me, checkte snel of niemand keek en liet dan de deur opengaan zodat hij met zijn irritante kop in de plassen van de straat viel. Triomfantelijk draaide ik me om en liep terug de herberg in. Achter me hoorde ik gemompel, er verscheen automatisch een lach op mijn gezicht. "Ik weet ook niet hoe ik het met jou kan volhouden Raphaël."

18 april 1912

We zaten allemaal doodmoe in de auto, Raf, Léonie, Ulriek en ik. Mijn oogleden wogen loodzwaar, ik zat naast Léonie en heel de weg lang waren we er niet in geslaagd om onze mond te houden. Tot grote ergenis van Raf, maar ja alles dat met mij te maken had ergerde hem. Léonie en ik lachten over iets onzinnigs toen we aankwamen bij het huis van Ulriek in Knokke. Ik wachtte tot iemand mijn deur zou komen opedoen, maar blijkbaar waren de jongens zo aan het opgaan in elkaar dat ze ons vergaten. Ik ergerde me hier echt aan maar Léonie haalde haar schouders op en voegde er lachend aan toe: "Wat maakt het uit." Dan opende ze haar deur stapte de wagen uit. Ik zat daar met mijn mond vol tanden moest mijn kindermeisje hier geweest zijn zou ze afkeurend haar neus hebben opgetrokken. Maar ik lachte ondeugend en volgde haar voorbeeld. Ulriek kwam naar buiten met de witte merrie die ik had gekocht voor ik Knokke binnenwandelde. Ik keek verbaasd naar het paard en vroeg Ulriek wat zijn bedoeling was.
"Jij hebt een paard, en in de auto is er niet genoeg plaats voor een lange reis met veel bagage."
"Je bedoelt toch niet...", vroeg ik verstikt.
"Toch wel.", Ulriek lachte.
Ik kreunde: "Kan er dan op z'n minst niemand met me meerijden!" Ulriek wees naar de paardenstal: "Wie wil, kies maar." Een tijdje stond iedereen stil, niemand leek met me mee te rijden. Toen stapte Léonie de paardenstal in en kwam een paar minuten later naar buiten met een zwarte hengst.
"Richard", zei Ulriek trots.
"Hoe noemt jouw paard Louise?", Léonie keek mijn merrie nieuwsgierig aan.
"Ze... Heeft eigenlijk nog geen naam.", ik was zelf verbaasd dat ik er haar nog geen had gegeven. In Engeland noemde mijn bruine paard Daisy, ik kon het niet over mijn hart krijgen om haar ook zo te noemen. Ik pijnigde mijn hersens en dacht na over een naam.
"Iphigenia.", hoorde ik achter mij. Gabriël was verschenen en lachte flauwtjes. "Ik heb altijd een zwak gehad voor die naam." Ik knikte en hield haar teugels wat beter vast. "Iphigenia.", besloot ik met hese stem.
"Wat gaan jullie nu doen?", vroeg Gabriël. "We zoeken een landgoed waar ik onze twee beatae en onze paranormaal begaafde," ik knipoogde naar Léonie en zij lachte, "telekinese kan bijbrengen en hun kan laten oefenen op de goddelijke krachten.", ik kninte vastbesloten en aaide de snuit van Iphigenia. "Wij hebben een stuk grond met een huis erop in het noorden van Frankrijk liggen.", Léonie keek iedereen aan toen ze met dit voorstel op de proppen kwam. Raf knikte, om duidelijk te maken dat hij wist waarover het ging. "Kunnen we daar naartoe?", vroeg ik. "Normaal gezien is dat geen probleem ,neen." "Maae, hoe zit het dan met ouders, opleidingen en dergelijke." Ik zuchtte, ik wist dat dit er ooit aan zat te komen. Het was onvermijdelijk. Ik zuchtte en haalde mijn handen door mijn haar: "Daar hebben we Rafaël voor." "Ik?", vroeg Raf terwijl hij onnozel met zijn wijsvinger naar zijn borst wees. Ik schudde mijn hoofd en ging op de stenen trap zitten een beetje verder van de oprijlaan, de rest volgde. "Rafaël, de engel, zal de gedachten van jullie ouders gaan manipuleren." Bij de tweeling kwam dit nieuws als een schok aan, maar Ulriek keek rustig en volkomen beheersd, zelfs een beetje verveeld. Léonie schokschouderde en er liep een traan over haar wang. "Dat meen je toch niet?", fluisterde ze. Raf sloeg een arm om haar heen en zei: "Er is geen reden om Léonie hier in te betrekken, laat haar naar huis gaan." Léonie haar hoofd, dat ze in haar handen had gelegd, schoot omhoog. "Raf! Neen! Ik ga niet alleen terug! Voor wat? Om mijzelf dan in mijn tranen te verdrinken? Vergeet het Raphaël Van Achteren, ik ga met je mee.", Léonie leek heel vastberaden, maar zakte dan toch op de grond. Raf was ineen gekrompen toen zijn zus hem bij zijn volledige naam genoemd had, maar keek nu woedend uit zijn ogen. Ulriek ging naast Léonie zitten en trooste haar, of er was toch een poging tot. "Louise," snauwe Raf, "meekomen!"
Ik liep op een drafje achter Raf aan tot hij abrupt tot stilstand kwam en ik bijna tegen hem opbotste. Hij draaide zich om en keek mij met priemende ogen aan. "Jij gaat ervoor zorgen dat mijn zus naar huis kan!", hij snauwde en ik verzamelde al mijn moed om mijn ogen niet neer te slaan. "Je weet dat ik dat niet kan Raphaël." Ik liet mijn stem kalm klinken. "Je moet!" Nu wendde ik mijn gezicht af, hij kwam er dicht bij en er vlogen druppels speeksel op mijn wang. "Je moet ze opgeven, voor God.", fluisterde ik. "Je gaat me niet zeggen dat ik geen keus heb! Ik ga mijn leven toch niet gewoon verplicht opgeven?", Raf greep mijn schouders vast en boorde zijn vingers erin. Ik slikte, maar zweeg, hij had gelijk, hij moest niet doen wat ik zei. Hij moest zijn lot niet aanvaarden. Ik kon hem dat niet zeggen. "Het is waar hé!", Raf stapte achteruit en keek zelfvoldaan . Ik keek hem nu strak aan: "Zou je dat doen Raphaël?" "Waarom niet? Ik heb hier niet voor gekozen Louise!" Ik lachte hol: "Oh, en ik wel hoor! Ik wist het, vanaf het moment dat ik je zag wist ik dat je een lafaard was. Dat je net als je voorgangers zou weglopen als een hond met zijn staart tussen de benen.", ik wees met een priemende vinger naar zijn borst, "Jij denkt dat je de enige bent die hier iets moet opgeven. Dat je de enige bent wie zijn kans op een normaal gelukkig leven verpest is.", ik duwde mijn vinger in zijn borst, "Ik was zes! Zés! Toen ze mij deze opdracht oplegden, toen ze mij vertelden dat ik een uitverkorene was!", ik spuugde dat woord uit, "Mijn leven was kapot! KAPOT! Ik kreeg les over de geschiedenis van de hemel, alle engelen, hun gaven en husn stenen. Ik moest alle, echt ALLE goddelijke krachten leren én telekinese. Telekinese! Weet je hoe moeilijk dat dat is? Alleen als mijn emoties hoog oplopen kan ik zware voorwerpen verplaatsen!", ik duwde mijn vinger nog harder in zijn borst, "Op mijn twaalfde vond ik de eerste beatae. Tot grote ergenis geloofde hij mij niet! Hij. Geloofde. Mij. Niet." ,Ik voelde dat mij geest iets zocht om hem via telekinese mee te slaan en versterkte barrière's, "4 jaar heb ik geprobeerd om hel te overtuigen! 4 jaar!", ik begon lichtjes te schreeuwen, "En nu? Nu kent hij lij niet meer! Hij hèrinnert zich mij niet meer!", oké nu schreeuwde ik echt, "Dus Raphaël Van Achteren, beatae van aartsengel Rafaël en gezegende van de goddelijke kracht Tractatori Mentis, jij gaat mij ECHT niets zeggen over het opgeven van een leven!", ik maakte van mijn vinger een vlakke hand, legde mijn andere ook op zijn borst en duwde hem naar achteren. Hij strompelde wat, bijna vallend over zijn eigen voeten en stak toen zijn handen op, in poging om mij te kalmeren. "Kijk, dat is erg maar ik moet toch niet boeten omdat jij geen leven hebt gehad?" Dát had hij niet moeten zeggen. "Wát!", schreeuwde ik, mij er vaag van bewust dat Léonie en Ulriek hier ieder moment konden staan. Het onvermijdelijke gebeurde, mijn barrière's waren niet sterk genoeg geweest en ze vielen om, ik schreeuwde dat hij weg moest. Ik wou hem nooit meer zien, door mijn woede vlogen er echter allemaal stenen in het rond. Ze vlogen in een een soort spiraal achtige massa naar ons toe, als een orkaan. En toen veranderde het daar ook in. Nu ja, ongeveer toch, de stenen vlogen in cirkels ron Raf en mij, samen met kluiten aarde en gras. De lucht rond ons werd bruin en ik werd bang. Ik kon het niet controleren, mijn handen en hoofd gingen elke mogelijke richting uitbom stenen uit die wervelwind te duwen zodat ze onschadelijk werden. Maar ik kon het niet en er vlogen stenen naar ons toe. Ik raakte in paniek en wist niet wat ik moest doen, ik sloot mijn ogen en probeerde door de heisa in mijn hoofd engelen op te roepen. Dan werd ik door een onverwacht gewicht op de grond gesmeten en belandde ik op mijn rug. Het gewicht bleef op mij liggen en ik deed mijn ogen open, ik zag Raf die knarstendend en vloekend tegen iemand zat te schreeuwen, terwijl hij ervoor zorgde dat de stenen bij ons wegbleven. Ik wist het even niet meer, ik was nog steeds boos op Raf omdat hij dacht dat ik hirr gewoon rondliep om te commanderen, maar ik was ook bang. Ik was altijd bang geweest voor mijn krachten, en wat ik ermee kon aanrichten. Ik probeerde te kijken tegen wie Raf het had maar ik kon me niet verplaatsen met zijn gewicht boven op me. Dus ik riep in zijn oor dat hij meteen van me moest gaan en hij vroeg dan even vriendelijk roepend terug of ik soms dood wou. Ik snoof en bad dat dit snel voorbij was. En dan stopte het, opeens vielen alle stenen neer ,ik slaakte een kreetje want ik zag er paar op me af komen maar wondebaarlijk vielen ze op iets doorzichtig boven men rolden dan naar de grond, alsof ze van een bolkap zouden rollen. Ik keek er verbaasd naar, Raf stond op en klopte het stof van zijn broek, hij stak zijn hand uit en pas dan merkte ik dat ik nog altijd op de grond lag met mijn armen over mijn borst gekruist als een dode. Ik nam zijn hand en probeerde rechtop te staan. Ik trilde over mijn hele lichaam en zag Gabriël staan, hij had zijn hand naar voren gestoken en keek me onderzoekend aan. "Wat. Was dát.", fluisterde ik, mijn aanvallen waren nog nooit zo sterk geweest en ik was beslist niet zó kwaad, het was een bevlieging. Gabriël snoof: "Hij daar heeft je gedachten gemanipuleerd van zodra de eerste steen van de grond kwam. Alleen pakte het nogal verkeerd uit, toch Raf?" Raf keek naar de grond. "Ik wou haar stoppen." "Je moet uit mijn gedachten blijven!", siste ik. "Moest ik dat gedaan hebben zou je nu op de grond liggen met een bloedende schedel en een hart dat niet meer klopte!", hij werd ook een beetje boos. Ik gaf hem een walgende blik voor zijn vreselijke beschrijving en draaide me toen om naar de kant waar ik Ulriek en Léonie had gezien. "Dit," zei ik met vaste stem, "is de reden dat we jullie krachten moeten bijschaven. Dus geen gemaar, we vertrekken nu." Ik liep zo waardig mogelijk naar Iphigenia en liet me is haar zadel zakken, mijn benen lagen zijlings tegen haar linkerflank en heel even overwoog ik om weg te draven. Maar wierp dat idee vervolgens weer weg. Ik zag Léonie mijn voorbeeld volgen, er kwamen tranen in haar ogen maar die knipperde ze vastberaden weg. Ulriek verdween in zijn huis en Raf stapte in de auto. Na een paar minuten kwam Ulriek terug met proviand, kleren en dekens. "Waar ergens in Frankrijk?", vroeg hij toen hij Léonie voorbij stapte. "Noord westen." Zei ze met enige trilling in haar stem. Ik legde mijn hand op haar teugels en fluisterde: "Het komt wel goed. Het is geen afscheid, maar een tot ziens." Ze knikte en perste er een lachje uit. Ik sloot mijn ogen en vroeg de engelen of er nog iets moest gebeuren. Michaël kwam naar me toe en legde zijn handpkamen tegen elkaar tot er wit lich uit kwam. Ik slikte. Hij haalde zijn handen weg en ik zag een troebele boodschap: ik die mijn beheersing probeer te versterken, ik die Ulriek telekinese toont, ik die met Léonie onderzoek doet achter haar gave, ik die Raf zijn wil manipuleert en ik wie zijn wil gemanipeerd wordt. Ik knippperde een paar keer en het was weg. Léonie was wit weggetrokken, logisch zij zag geen engelen, alleen het heldere witte licht. "Wat zag je?", vroeg Michaël. Ik haalde mijn schouders op: "Niets belangrijks." Hij knikte en vervaagde. "Laten we gaan jongens.", ik spoorde mijn paard aan en vervloekte het drukke verkeer op de baan dat Léonie en mij dwong in de berm te rijden. De jongens hadden met ons afgesproken in een hergbergje aan de Franse grens. Toen ik eindelijk met Léonie daar was aangekomen deed mijn achterste pijn en vielen mijn ogen bijna toe van vermoeidheid. Ik plofte in een zetel en deed mijn rijhandschoenen uit. "Ik rijd morgen wel met Richard, dan kan Raf op Iphigenia.", Ulriek zijn aanbod was vriendelijk, maar toch sprong ik recht: "Raphaël gaat niet op mijn meisje rijden.", zei ik kalm. "Wees gerust Louise, dat wil ik niet. Ze zeggen tenslotte dat het dier op de eigenaar lijkt." Ik siste: "Wat suggereer je daarmee Raphaël?" Raf haalde zijn schouders op en antwoordde luchtig: "Ik wil gewoon niets riskeren." In en uit ademen, dat is wat ik mezelf voorhield, hier niet op ingaan, hij is het niet waard. "Ik ben echt bekaf! Raf, wat zijn onze kamers?", Léonie strompelde binnen en wreef over haar achterste, jep, ik begreep haar volkomen. Raphaël hield twee sleutels in de lucht en Léonie gritste er één weg daarna nam ze mijn arm en waggelden we samen weg. Ik probeerde het nummer te lezen, maar Léonie hield har hand eromheen geklemd en ging doelbewust een gang in. Na een trap of twee te hebben beklommen kwamen we terecht bij onze kamer, althans Léonie stopte bij een willekeurige deur en stak de sleutel in het sleutelgat. Ik keek met grote verbazing en toe en herinnerde me dan weer haar gave, ze moest de geschiedenis van de sleutel hebben achterhaald en zo wist ze waarschijnlijk waar de kamer zich bevond. Ik plofte neer op het bed en keek naar boven, het plafond was vuil met vochtplekken, maar dat kon ik wel aan. Ik schopte mijn laarsjes uit en draaide me op mijn zij, ik keek door het raam aan de rechterkant van de kamer naar buiten en zag niets, de zwarte sluier van de nacht was over het kleine dorpje waar we verbleven gevallen en de mensen gingen terug naar huis. Huis, een thuis. Ik ging weer op mijn rug liggen en sloot mijn ogen, mijn armen lagen wijd open en mijn handen grepen naar de lakens, ja inderdaad, deze mensen gaven hun thuis op voor mij, voor God. Voor een Apocalyps die zal plaatsvinden en we weten niet eens wanneer. Ik zuchtte en keek op, Léonie had haar nachtkleding aangetrokken en klom gapend haar bed in. Ik volgde haar voorbeeld en viel in slaap nog voor mijn hoofd het kussen raakten.

Engelen Ziel (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu