Hoofdstuk 18

340 21 3
                                    

De volgende ochtend wordt Evert wakker met fikse hoofdpijn. Hij vloekt binnensmonds, maar stapt toch uit bed. Hij checkt zijn telefoon, en ziet een gemiste oproep van Bram, nog van gisteravond. Blijkbaar was hij zo snel in slaap gevallen dat hij dit helemaal heeft gemist. Hij vraagt zich af of het er nu nog toe doet, maar toch belt hij terug. Met de telefoon tussen zijn oor en zijn schouder geklemd loopt hij naar de badkamer, waar hij op zoek gaat naar paracetamol. "Met Bram?" Klinkt het slaperig vanuit de telefoon. "Je had gisteravond nog gebeld, was het belangrijk?" Vraagt Evert direct. Bram gaapt, Evert kan het door de telefoon horen. "Moet dat nu man? Ga slapen ofzo." Evert vist een doosje paracetamol uit een kastje, en fronst om Brams opmerking. "Slapen? We moeten over een halfuur op het bureau zijn."

Bram onderdrukt een zucht. "Je gaat werken?" Het is eigenlijk niet eens een vraag meer, hij weet het antwoord al. Hij hoort Evert wat rommelen aan de andere kant van de lijn. "Ja, hoezo zou ik niet gaan werken?" Vraagt hij dan. Nu kan Bram de zucht niet meer onderdrukken. "Je hebt een hersenschudding. Die arts zei gisteravond dat je een paar dagen rustig aan moet doen." Hij vraagt zich af of zijn woorden heel veel uitmaken. Evert zucht nu ook. "Het valt wel mee. Paar pillen erin en dan kan ik wel weer." Zegt hij. Bram rolt met zijn ogen. "Wat jij wil." Besluit hij. Bijna had hij er nog aan toegevoegd dat Evert net zo koppig en eigenwijs begint te worden als Fenna was, maar hij slikt de woorden net op tijd in. Hij denkt niet dat het goed af zou lopen als hij dat zou zeggen.

Als Evert op het bureau komt, wordt hij opgewacht door Van Zijverden. "Weet je zeker dat je kan werken?" Valt hij gelijk met de deur in huis. Evert zucht diep. "Het is maar een hersenschudding." Antwoordt hij nors. Van Zijverden knikt. "Dat weet ik, maar ook van een hersenschudding kan je behoorlijk last hebben. Als het niet gaat dan wil ik dat je dat aangeeft en dat je naar huis gaat." Evert heeft geen zin om dit gesprek nog lang te voeren, dus hij knikt. Van Zijverden kijkt hem aan. "Kan je nog even meelopen en me uitleggen wat er precies is gebeurd gisteravond?" Evert bijt op zijn tong om een chagrijnige opmerking in te slikken, en volgt zijn chef zwijgend.

Bram komt even later binnen. Hij loopt gelijk door naar Liselottes lab, om haar even op de hoogte te brengen van de gebeurtenissen van de vorige avond en te kijken of ze nog wat nieuws over de zaak waar ze aan werken heeft. Als hij – na een kort klopje op de deur – binnenkomt, reageert ze niet op hem. Hij wacht even stil, maar als ze na twee minuten nog steeds geen aandacht aan hem heeft besteed, is hij er klaar mee. "Lies?" Vraagt hij zacht. "Wat?" Ze draait zich niet eens om en gaat door met haar werk. Bram kijkt met grote ogen naar haar. "Wat is er aan de hand?" Vraagt hij voorzichtig. Ze haalt haar schouders op, meer reactie krijgt hij niet. Bram fronst. "Lies? Ben je boos op me?" Hij loopt naar haar toe, en legt zijn hand op haar schouder.

Liselotte schudt Brams hand van haar schouder en wendt haar blik van hem af. "Liselotte?" Brams stem klinkt serieus, en heel langzaam richt ze haar blik toch op hem. Zijn grote bruine ogen staan zo onschuldig dat ze het grootste gedeelte van haar woede weg voelt smelten. "Gisteravond... Je hebt met Evert in het ziekenhuis gezeten en je hebt mij helemaal niks verteld. Van Zijverden vroeg vanochtend of ik wist hoe het met Evert was gegaan in het ziekenhuis..." Ze slikt en wendt haar blik weer af. "Ik was even heel erg bang, Bram." Geeft ze zacht toe. Bram legt zijn hand op haar schouder. "Sorry, Lies," mompelt hij, "ik dacht dat dit beter was... Je was moe, ik dacht dat je sliep, ik wilde je niet storen." Ze knikt, en leunt tegen zijn borst aan. "Ik-ik ben gewoon bang dat er iets met jullie gebeurd," ze zucht zachtjes, "na Fenna..." Bram slaat zijn arm om haar schouders. Het is stil, even weten ze allebei niet wat ze moeten zeggen. Fenna is en blijft een heel pijnlijk onderwerp om over te praten. De stilte wordt doorbroken door Evert, die de deur van het lab opent. "Bram, loop je mee? Verdachte is er." Bram knikt, geeft een zacht kneepje in Liselottes schouder en volgt Evert dan. De blonde rechercheur kijkt naar zijn collega. "Jij en Lies... Is dat... Is er...? Tussen jullie?" Hij kijkt opzij. Bram grijnst. "Nee man, Lies en ik zijn gewoon vrienden." Evert knikt. Hij kan zich nog herinneren dat hij en Fenna dat ook altijd beweerden. Hij slikt, eerst vrienden, toen hun relatie, en nu is ze er niet meer. Het doet pijn.

OpofferingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu