Hoofdstuk 14

306 23 8
                                    

"Ik rij wel." Bram vist de sleutels uit Everts handen. Hij weet niet zeker of zijn vriend in staat is om te rijden op dit moment. Evert protesteert niet eens. Hij heeft geen tijd voor gedoe, hij wil zo snel mogelijk naar het busje toe. Onderweg probeert hij Bram ervan te overtuigen dat dit een noodsituatie is, en dat de sirene best op het dak mag, maar de jonge rechercheur wil er niks van weten. "Evert, die twee minuten maken ook niks uit man. Dat bloed loopt niet weg." Met die woorden probeert hij de discussie te beëindigen, maar Evert is het er niet mee eens. "Als het bloed niet van Fenna is, dan leeft ze waarschijnlijk nog, en dan heeft ze hulp nodig. Dan kunnen twee minuten het verschil tussen leven en dood betekenen! Wil jij dat verdomme op je geweten hebben Bram?" Zijn stem slaat over van wanhoop en woede. Liselotte onderbreekt de discussie met rustige stem. "We zijn er bijna, nog twee straten. Sirene heeft geen zin meer."

Zodra Bram de auto aan de kant van de weg stilzet, gooit Evert zijn portier open. Ze staan zo ongeveer naast het busje, waar inmiddels een menigte omheen heeft gevormd. Evert besteedt geen aandacht aan de mensen, die nu allemaal naar het drietal staren. Hij beent op het busje af en neemt het in zich op. Het is scheef tegen een stoeprand aan geparkeerd, met het linkervoorwiel zelfs over de rand. Het portier aan de bestuurderskant is open, net zoals de zijdeur aan die kant. Als Evert dichterbij komt, ziet hij druppels bloed in het gras naast de bus. Hij slikt en staat even stil. Hij durft nog niet helemaal naar binnen te kijken; als er ook bloed in het gras ligt, zal er sprake zijn geweest van een hevig bloedende wond. Hij haalt diep adem, maar stapt nog niet naar voren. Hij draait zich om en kijkt naar Bram en Liselotte, die inmiddels ook bij hem zijn.

Zwijgend overhandigt Liselotte haar mannelijke collega's latex handschoentjes. Zelf trekt ze ook een paar aan. Net zoals Evert registreert ze het bloed in het gras. Zij ziet daarnaast ook twee bloederige vingerafdrukken op de zijkant, die enigszins uitgeveegd zijn. Ze zet een paar stappen naar voren en kijkt dan voorzichtig naar binnen. Ze haalt scherp adem als ze ziet hoe veel bloed er in de bus ligt. Gealarmeerd door haar reactie stappen ook Bram en Evert naar voren. Ze kijken naar binnen en halen diep adem. Op de vloer van de bus ligt een hele grote plas met donkerrood bloed. Ook op de binnenwanden zitten bloedspetters. De druppels hebben lijnen naar beneden getrokken, waardoor de hoeveelheid bloed nog groter lijkt.

Met verscheidene bloedmonsters is het drietal even later terug op het bureau. Liselotte gaat naar het lab voor de analyse, Evert en Bram praten Van Zijverden bij. Hun chef kijkt bedenkelijk aan het einde van het verhaal. "Hebben jullie dat bloedspoor in het gras nog gevolgd?" Vraagt hij. Evert knikt. "Liep door naar de overkant van de speeltuin, daar stopt het bij de weg." Bram haalt zijn schouders op. "Misschien in een auto gestapt daar?" Van Zijverden knikt. "Lijkt mij logisch. Laten we kijken of er daar verkeerscamera's zijn waar we iets op kunnen zien." Evert knikt, en gaat meteen aan het werk. Hij weet dat elke seconde telt als Fenna nog in leven is.

"Ik heb de uitslagen van het bloedonderzoek." Liselotte houdt het papier omhoog. Ze heeft er zelf nog niet naar gekeken, dat durfde ze niet. Evert springt gelijk overeind. "En?" Gespannen kijkt hij Liselotte aan. Ze haalt haar schouders op. "Kom," ze gebaart naar het kantoor van Van Zijverden. Eenmaal daar geeft ze hem de envelop. Eerst kijkt hij naar Bram en Evert. Hij vermoedt dat ze – wat er ook in de brief staat – zo te onrustig zijn om nog over camera's te praten. "Hebben jullie wat?" Vraagt hij ze. Evert schudt zijn hoofd. "Staan geen camera's, en er komen daar zo veel straten uit in kruispunten, hij kan overal zijn dus geen idee waar de auto heen is." Hij praat ze snel mogelijk, des te eerder weten ze of het bloed van Fenna is. Van Zijverden knikt en kijkt dan naar het dubbelgevouwen papier in zijn hand. Hij geeft een kort knikje naar zijn rechercheurs en vouwt het papier dan langzaam open. Hij leest de uitslag drie keer door, om zeker te weten dat hij het goed heeft gelezen. Dan kijkt hij op. "Het bloed is van Fenna." Vertelt hij dan. Everts hart voelt alsof het wordt samengeknepen. "Nee," mompelt hij, "nee... nee." Hij slikt en kijkt naar Liselotte. "Kan het d-dat ze nog... Dat ze niet..." Ze bijt op haar lip. "Met de hoeveelheid bloed in de bus... Ik denk het niet." Ze wendt haar blik af.

OpofferingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu