Hoofdstuk 41

232 17 4
                                    

Naarmate de uren verstrijken, kan Evert zijn verdriet ietsje verdringen. Het helpt dat de rest hem een beetje met rust laat, waardoor hij in zijn eigen wereld kan leven. Het helpt ook dat ze vooral dossiers moeten schrijven, omdat hun huidige moordzaak even stilligt door de analyse van bewijsmateriaal bij het NFI. Dossiers schrijven is iets waar hij in op kan gaan, in tegenstelling tot Fenna, die daar nooit het geduld voor had. Heel even glimlacht hij, dan betrekt zijn gezicht weer. Op dit moment doet de gedachte aan Fenna nog te veel pijn om het te waarderen.

"Jongens," Liselottes stem haalt Evert uit zijn gedachten, "ik heb net contact gehad met het NFI, al het bewijs wijst naar één man; Hendrik Verweij. Gaan jullie hem ophalen?" Bram knikt gelijk, en kijkt dan naar zijn twee blonde collega's, die elkaar aankijken. Milou gebaart naar haar laptop. "Ik moet dit nog even afmaken, ga jij maar." Zegt ze tegen Evert. Hij knikt zwijgend, pakt zijn jas, en volgt Bram naar buiten. Samen stappen ze in de auto. Bram rijdt, Evert zit naast hem. Het is even stil, dan kijkt Bram naar Evert en opent hij zijn mond. "Gaat het een beetje, man?" Evert schudt zijn hoofd. "Laten we focussen, Bram." Mompelt hij. Bram knikt. "Zullen we vanavond dan met z'n drieën eten? Dan kunnen we er even goed bij stilstaan... het is ook zo gek om niks te doen." Stelt hij voor. Evert laat het idee even bezinken en knikt dan.

Een kwartiertje later staan Bram en Evert voor de deur van een keurig rijtjeshuis. De deur wordt geopend door een meisje van een jaar of zestien, en de rechercheurs zijn even in de war. Dan verschijnt er een man in de hal, een man die ze beiden herkennen van de foto van hun verdachte. "Meneer Verweij, mijn naam is Evert Numan, dat is Bram Amezian. Wij willen u vragen om met ons mee te komen naar het bureau." De man schudt zijn hoofd en kijkt naar het meisje, dat nog steeds in de hal staat. "U kunt mij ook hier wat vragen stellen." Oordeelt hij. Geïrriteerd rolt Evert met zijn ogen. "Meneer, u gaat met ons mee naar het bureau. We kunnen dit op civiele wijze afhandelen of we kunnen u in de boeien slaan, het is maar wat u liever hebt."

Bram volgt het gesprek, en vraagt zich af wat het moment is om in te grijpen. Zowel Evert als Verweij zijn zeer gefrustreerd, en het is maar een kwestie van tijd voor dit ontploft. Verweij schudt opnieuw zijn hoofd. Evert is er klaar mee. Voor Bram iets kan doen pakt hij Verweij bij de arm, en trekt hij hem de deur uit. Verweij trekt zich los, balt zijn linkerhand tot een vuist en slaat Evert dan recht in zijn gezicht.

"Fack!" Vloekt Bram hardop. Hij kijkt Verweij aan, en legt zijn hand nadrukkelijk op zijn wapen. De intimidatietactiek werkt, en Verweij heft zijn handen in de lucht. Bram laat hem omdraaien, en boeit dan zijn handen aan elkaar vast. Daarna heeft hij tijd om naar Evert te kijken. De blonde rechercheur heeft zijn handen tegen zijn neus gedrukt, maar Bram ziet een straaltje bloed over zijn vingers lopen. "Laat eens zien." Beveelt hij Evert. Zodra hij zijn handen weghaalt, zucht Bram. Everts neus bloedt hevig, is nu al aan het zwellen, en staat ook nog eens behoorlijk scheef. "Daar moet naar gekeken worden," besluit hij. "Laten we deze man hier," hij gebaart naar Verweij, "op het bureau afleveren en dan maar weer eens langs de spoedeisende hulp gaan hè?" Hij klopt Evert op zijn schouder.

Zo gezegd, zo gedaan. Nadat ze Verweij op het bureau hebben afgeleverd – en kort hebben uitgelegd wat er gebeurd is – zijn ze voor de zoveelste keer in de afgelopen maanden op weg naar de eerste hulp. Evert heeft wat ijs van Liselotte gekregen en houdt dan nu tegen zijn neus, in de hoop de zwelling iets te verminderen. Hij negeert de pijn, hij vindt dat hij er geen recht op heeft. Het is zijn eigen schuld, hij reageerde veel te kortaf en chagrijnig. Hij had Verweij niet vast moeten pakken. Hij weet het allemaal wel, zeker nu hij erop terugkijkt, maar hij heeft al de hele dag geen enkele controle over zijn emoties. Het is te veel vandaag. Omdat hij al zo vol zit van alle pijn en verdriet die Fenna's dood hem hebben bezorgd, kon hij de irritatie er even niet bij hebben. Hij ziet nu al op tegen de vragen die hij op de eerste hulp gaat krijgen, over hoe dit heeft kunnen gebeuren. Hij hoopt aan de ene kant dat hij weer behandeld wordt door Isabel, omdat zij hem in elk geval een beetje kent. Aan de ander kant hoopt hij het niet, omdat ze zo bezorgd is en hem nu zeker zal dwingen om te praten.

------

gaat wel weer lekker allemaal hè? ;p

OpofferingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu