Hoofdstuk 48

213 18 13
                                    

De volgende dag kan Evert een stuk minder goed lachen dan de avond ervoor. Gisteren was hij met vrienden en had hij misschien net wat te veel wijn op, nu is hij alleen en dringt de realiteit pijnlijk hard tot hem door; Fenna is dood. En het is al een jaar zo, maar juist nu beseft hij het. Al die tijd heeft hij nog hoop gehouden dat ze op de een of andere manier nog leefde, dat ze een van haar stunts voor elkaar had gekregen. Maar er is een jaar voorbij en ze is er nog steeds niet. Ze is dood. Hij kan haar nooit meer vasthouden, hoe graag hij dat ook zou willen.

Naarmate de dag vordert, verslechtert Everts humeur. Hij voelde zich al vreselijk slecht toen hij wakker werd, maar het is alleen maar erger geworden. Hij weet niet of hij heel hard wil huilen of dat hij alle borden in zijn kast tegen de muur aan wil gooien, maar hij weet wel dat dat zijn beste opties zijn op dat moment. Hij probeert de dag te vullen, hij loopt twee uur lang buiten, tot zijn tenen zo koud zijn dat hij ze niet meer voelt, hij kijkt een voetbalwedstrijd die toevallig op tv is en hij doet alvast boodschappen voor de komende week. Maar om vier uur weet hij het niet meer. Hij wordt gek van zijn verdriet, hij is op, hij kan niet meer.

Midden in de woonkamer staat Evert stil. Zijn blik valt op de foto's op de muur, en dan op eentje in het bijzonder. Het is een foto van Fenna alleen. Ze draagt een donkerblauw bloesje, haar haren hangen los, ze heeft een brede lach op haar gezicht en haar ogen stralen. De foto is gemaakt op een moment dat ze het zelf niet eens doorhad. Brecht had een klein cameraatje gekregen voor haar verjaardag en had wekenlang foto's gemaakt van alles en iedereen. Deze foto was een toevalstreffer geweest die Evert zo mooi had gevonden dat hij hem had ingelijst. Hij pakt de foto van de muur, en houdt hem in beide handen. In de eerste weken na haar dood had hij alle foto's van haar van de muur gehaald en in een doos gestopt. Maar deze was zo mooi, op deze was ze zo vrij en gelukkig dat hij niet anders kon dan hem terughangen.

De tranen beginnen over Everts wangen te lopen. Hij hield zo veel van haar, en hij vraagt zich af of hij haar ooit duidelijk heeft gemaakt hoe veel dat precies was. Natuurlijk heeft hij haar verteld dat hij van haar hield, maar hij weet niet of zij wist dat ze alles voor hem betekende, dat ze de liefde van zijn leven was en dat hij nog nooit zo veel van iemand had gehouden als hij van haar hield. Hij zou willen dat hij het haar nog zou kunnen vertellen. Hij zou willen dat hij haar kon vertellen hoe veel beter ze zijn leven heeft gemaakt, hoe veel hij van haar heeft geleerd en hoe veel geluk ze hem heeft gegeven. Hij zou alles geven voor nog één dag met haar.

De tranen druppelen op glas van het fotolijstje. Evert veegt ze weg, maar ze blijven vallen. Zijn verdriet is te groot voor hem om te dragen. Hij kan niet alleen zijn, maar hij wil Bram en Liselotte ook niet bellen. Ondanks dat zijn vrienden Fenna ook missen, zullen ze nooit precies snappen hoe dit voor hem voelt. Hij twijfelt even, maar besluit dan dat het ook geen zin heeft om de twee flessen wijn in zijn koelkast leeg te drinken. Aarzelend haalt hij uiteindelijk wel zijn telefoon uit zijn zak. Hij zoekt door zijn contacten naar die ene naam. Uiteindelijk klikt hij op het groene belicoontje en belt hij de enige persoon die hij kan bedenken die hem misschien kan helpen.

"Met Evert," begroet hij haar zacht, "ik... Ik-ik... Ben je aan het werk?" Even is het stil. "Nee," antwoordt Isabel dan voorzichtig, "ben je oké?" Hij schudt zijn hoofd, maar beseft zich dan dat zij dat niet kan zien. "Nee..." Mompelt hij dan. "Helemaal niet oké." Geeft hij toe. Isabel haalt diep adem. "Kan ik wat voor je doen, Evert?" Vraagt ze. Hij bijt op zijn lip, de tranen branden in zijn keel. "Ik weet het allemaal even niet meer." Hij slikt, maar tranen beginnen toch weer over zijn wangen te stromen. "Ik weet het niet... En ik weet ook niet wat jij kan doen... Sorry dat ik belde, sorry dat ik je lastig val." Hij staat op het punt om op te hangen als ze tegen hem begint te praten. "Hé, hé, rustig... Je valt me niet lastig. Ik had toch gezegd dat je moest bellen als er wat was?" Heel even aarzelt ze. "Zal ik naar je toe komen?" Stelt ze dan heel voorzichtig oor. Evert denkt erover na. Hij weet niet of hij het wil maar diep vanbinnen weet hij wel dat hij haar nu nodig heeft. "Doe maar." Besluit hij zacht.

OpofferingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu