Hoofdstuk 44

220 16 4
                                    

Het vroege begin van de dag had voor Bram al een voorteken moeten zijn dat de rest ook geen succes zou zijn. Sinds ze aankwamen op het bureau hebben hij en Evert van hot naar her moeten rennen, zonder ook maar een kwartiertje pauze. Eerst was er een lijk gevonden in het park, daarna moesten de ouders van de jongen ingelicht worden, toen waren ze langs een mogelijke verdachte – die uitermate nutteloos bleek – geweest, ze hebben met een vriendin van diezelfde jongen gepraat, ze zijn langs zijn werk geweest, ze moesten ook nog langs een overvallen supermarkt, en nu zijn ze een kwartier geleden richting de plaatselijke voetbalclub gereden voor een uit de hand gelopen rel.

"Hoe oud waren die jongens?" Mompelt Evert chagrijnig. Net zoals Bram is ook hij helemaal klaar met vandaag. Bram haalt zijn schouders op. "Voetballers die om half vijf op de club zijn? Tienerjongens waarschijnlijk." Antwoordt hij. Van grote afstand zien ze al een grote groep mensen staan. Sommige in tenue, anderen niet. Als ze dichterbij komen zien ze twee jongens van begin twintig dreigend tegenover elkaar staan. De kring met bijstanders maakt ruimte voor de twee rechercheurs. "Jongens, kappen." Roept Bram. Daarmee krijgt hij gelijk de aandacht. Een van de twee jongens lijkt opgelucht om hulp te zien. Bram snapt ook wel waarom. De jongen is weliswaar lang, hij ziet er niet uit alsof hij veel spieren heeft, en zijn tegenstander heeft dat duidelijk wel.

Op het moment dat de aandacht van de magere jongen verslapt, trekt de gespierde jongen een mes uit zijn broekzak. "Hé, lafbek! Volgens mij waren wij nog ergens mee bezig!" Roept hij. Bram rolt met zijn ogen, maar voor hij iets kan zeggen schiet zijn collega al te hulp. "Stop dat mes maar weg, dat gaat echt niks oplossen. Hooguit een verplicht ritje met ons naar het bureau, voor bedreiging." Zijn woorden lijken te helpen, de gespierde jongen stopt het mes terug in zijn zak. Op het moment dat Bram en Evert opgelucht ademhalen, draait de jongen zich vliegensvlug om, en sprint hij weg. "Godverdomme!" Vloekt Evert hardop. "Fuck!" Is Bram het met hem eens. Tegelijkertijd rennen ze achter de jongen aan.

Aangezien de jongen een voorsprong had door zijn verassingseffect, en ook nog een behoorlijke conditie blijft te hebben, komen Bram en Evert niet veel dichterbij. Evert zet een extra versnelling in, Bram kan echt niet meer. Hij blijft rennen, maar ondertussen bedenkt hij dat hij ook kan proberen om een waarschuwingsschot te lossen. Hij tast met zijn hand naar zijn wapen, maar let daardoor even niet goed op waar hij loopt. Alsof zijn dag nog niet slecht genoeg was, heeft het terrein van de voetbalclub ook nog een aantal scheve, losliggende tegels. Voor Bram doorheeft wat er gebeurt blijft hij met zijn voet achter een randje haken en valt hij naar voren. Hij kan zich nog net opvangen met zijn linkerhand, maar hij had zo veel vaart dat hij wel iets in zijn pols voelt kraken. In een reflex schreeuwt hij het uit van pijn.

Evert wordt gealarmeerd door Brams schreeuw. Hij kijkt naar de jongen – die uiteindelijk niet zo veel fout heeft gedaan en die toch zo ver voorligt dat Evert hem niet in gaat halen – en dan kijkt hij naar zijn collega, die op de grond ligt. Hijgend loopt Evert een paar meter terug, en knielt hij naast Bram op de grond. De jonge rechercheur is inmiddels weer rechtop gaan zitten. Hij houdt zijn linkerpols met zijn rechterhand vast en hij heeft een pijnlijke grimas op zijn gezicht. "Eerste hulp?" Hijgt Evert. Bram denkt terug aan het krakende gevoel, en knikt dan.

Ondanks de situatie kan er bij Evert een glimlachje vanaf. "Nu zijn de rollen eens omgedraaid." Grijnst hij. De opmerking levert hem een boze blik van Bram op. "Niet grappig, gast. Totaal niet grappig." Klaagt hij. Evert geeft hem een zacht klopje op zijn schouder. "Kom op, die verdiende je na al je grappen over eerste hulp en leuke artsen." Hij knipoogt naar Bram, die er nu ook wel een klein beetje om kan lachen, ondanks de pijn in zijn pols. "Hoe leuk zou het zijn om nu weer die arts van jou tegen te komen? Kunnen we haar laten zien dat jij niet de enige bent die naar de eerste hulp moet." Evert loopt hoofdschuddend richting de auto. "Ik zou me als ik jou was meer zorgen maken over Liselotte dan over welke arts je straks krijgt." Hij kijkt naar Bram, die opeens niet meer lacht. "Fuck," mompelt hij. Liselotte zat de laatste tijd al niet lekker in haar vel, en dit zal niet helpen. "Doen we later wel." Besluit hij.

OpofferingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu