Hoofdstuk 23

291 20 9
                                    

De volgende ochtend lopen Liselotte en Bram samen het ziekenhuis. Ze mogen van Van Zijverden wat later beginnen, zodat ze even bij Evert langs kunnen gaan. Ze zijn hun chef dankbaar voor die tijd, want ze weten zelf ook dat het eigenlijk te druk is om uren over te slaan. Liselotte kijkt naar Bram. "Zou hij naar huis mogen?" Vraagt ze zich hardop af. Bram haalt zijn schouders op. "Denk het wel, het viel allemaal wel mee, hij moest alleen maar blijven omdat hij veel bloed had verloren." Hij glimlacht even naar Liselotte. Ze knikt. "Zou hij zich thuis kunnen redden, met dat been?" Is haar volgende vraag. Weer haalt Bram zijn schouders op. Ze zucht. "Dat zou jij moeten weten, jij hebt ook wel eens een kogel in je been gehad hè?" Mompelt ze. Bram grijnst. "Klopt," geeft hij toe, "ik kon niet rijden toen, dat was onhandig. Maar ik kwam best ver op m'n krukken." Hij lacht zachtjes.

Liselotte lijkt redelijk tevreden te zijn met Brams laatste antwoord. "We moeten hem wel in de gaten houden." Besluit ze zacht. Bram knikt gelijk. "Tuurlijk. We zullen goed voor hem zorgen, Lies." Hij glimlacht. "Chaffeurtje spelen, koken, hem gezelschap houden thuis. Dat komt goed." Liselotte kijkt op. "Hoezo gezelschap houden thuis?" Ze fronst. "Oh, laat maar," mompelt ze, "hij kan natuurlijk niet werken zo." Bram knikt. "Denk niet dat Van Zijverden dat een goed idee vindt nee. Maar we weten hoe koppig Evert is..." Hij zucht. Liselotte haalt haar schouders op. "Regels zijn regels. Als hij niet mag werken van Van Zijverden, dan mag het niet." Bram grijnst even. Soms klinkt Liselotte nog hetzelfde als jaren geleden. "Het is Evert hè?" Herinnert hij haar. "Het zal hem weinig schelen of hij wel of niet mag werken, hij komt toch wel."

Het duo is inmiddels bij de deur van Everts kamer aangekomen. Voor ze naar binnen gaan, houdt Liselotte Bram tegen. "Wacht," ze kijkt hem ernstig aan, "moeten we... Gaan we hem vertellen over... Gisteravond?" Haar groene ogen richten zich op Brams bruine ogen. Hij denkt even na. Langzaam schudt hij zijn hoofd. "Zullen we eerst samen uitzoeken wat dit... Wat gisteravond was?" Vraagt hij. Ze knikt opgelucht. Hij glimlacht. "Ik vond het wel fijn," fluistert hij. Zij glimlacht nu ook. Ze geeft hem een snelle kus. "Ik ook." Antwoordt ze zacht.

Heel even blijven Bram en Liselotte nog samen op de gang staan. Ze hebben beiden zo'n brede glimlach op hun gezicht, als ze nu bij Evert binnenlopen heeft hij gelijk iets door. Ze halen een paar keer diep adem, en lopen dan toch de kamer in. "Hé man," groet Bram zijn vriend. Liselotte geeft hem zwijgend een knuffel, en houdt hem even stevig vast. Evert glimlacht zwakjes naar zijn vrienden. "Hey. Hoefden jullie niet te werken?" Vraagt hij. Bram schudt zijn hoofd. "Eerst even bij jou kijken." Hij neemt Evert goed in zich op. De blonde rechercheur ziet er vermoeid uit, en ook nog steeds bleek. Het nachtje in het ziekenhuis lijkt hem niet veel goeds te hebben gedaan. Liselotte ziet het ook. "Hoe voel je je?" Vraagt ze zacht. Evert haalt zijn schouders op. "Gaat wel," liegt hij, "best een prima nacht gehad." Liselotte kijkt hem aan, ze aarzelt of ze iets moet zeggen, of dat ze hem moet laten.

Bram heeft een stuk minder twijfels dan Liselotte. "Lieg niet, man." Hij kijkt Evert recht aan. "Het gaat klote met je, en dat kan je tegen ons best zeggen." Evert vouwt zijn armen over elkaar. "Mag ik zelf nog bepalen hoe ik me voel, Bram?" Geïrriteerd kijkt hij weg. Liselotte voelt de ruzie al aankomen. Ze legt haar hand op Everts schouder. "We bedoelen het goed, Evert," fluistert ze tegen hem, "we zien aan je dat het niet goed gaat, en we willen alleen maar helpen." Evert zucht diep. "Hoe wil je helpen dan, Liselotte?" Vraagt hij. Ze haalt haar schouders op. Hij kijkt haar aan. "Dat bedoel ik... Er is verdomme niks dat jullie kunnen doen." Zegt hij dan. Het is even stil, dan praat hij verder. "Jullie kunnen er niet voor zorgen dat ik me niet zo klote voel, jullie kunnen er niet voor zorgen dat er geen vervanger komt... En jullie... Jullie kunnen er verdomme niet voor zorgen dat-dat Fenna... Dat Fenna nog zou leven." Hij slikt, en wendt zijn blik af. De tranen die in zijn blauwe ogen staan hoeven zijn vrienden niet te zien. Liselotte ziet het wel degelijk. Ze gaat op de rand van zijn bed zitten en slaat haar armen om hem heen. Zelf voelt ze ook de tranen in haar ogen branden. Bram komt naast haar zitten, en slaat een arm om haar heen en de andere om Evert. Zo zitten ze een hele tijd, allemaal met hun gedachten bij Fenna.

OpofferingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu