*POV Shane*
Er wordt op de deur geklopt en ik doe open. 'We hebben een spoor.' Ik kijk naar Nathan en Jace, zij lopen direct met mij mee. 'Wat voor spoor?' Vraag ik. 'Het telefoongesprek hebben wij kunnen traceren.' Legt hij uit. 'Hij wilt gevonden worden Shane. Hij heeft zonder twijfel een heel plan om jou te pakken. Die hele familie wraakt die van jou.' Zucht Jace. 'Dan is dat zo, ik ga Summer geen moment langer daar laten zitten. Wie weet wat ze allemaal heeft meegemaakt, met die smerige Riven.' Ik grijp mijn jas van de haak en stuur een melding naar het hele team. 'Goed werk Paul, ik waardeer het.' Ik geef hem een klop op zijn schouder en spring mijn auto in. Nathan komt naast me zitten en Jace springt achterin. 'Shane, we hebben helemaal geen plan.' Zegt Nathan afkeurend. 'Die maken we zo. Het team ontmoet ons daar.' We vertrekken direct. Ik scheur me een weg door het verkeer. 'Jezus Shane, als je haar echt wilt helpen, is stap één daar levend aankomen.' Ik negeer Jace zijn opmerking en rij op een razend hoog tempo door. Er is maar één ding op mijn prioriteiten lijst en dat is Summer daar wegkrijgen. Ik had haar nooit moeten laten gaan.
We komen aan in een bos naast het gigantische gebouw waar wij de locatie van getraceerd hadden. 'Het kan ook een foutieve locatie zijn.' Benadrukt Nathan. 'Wie weet vinden ze het een te grote gok om je echt naar Summer haar locatie te brengen en willen ze je hier uitschakelen.' 'Welk ander sporen hebben we?' Vraag ik geïrriteerd. Iedereen blijft stil. 'Precies. Daarom moeten we de gok maar nemen.' Zeg ik stijf. 'Zolang je je maar niet roekeloos en te impulsief gaat gedragen. We weten dat je om haar geeft en haar wilt helpen. Maar je werkt met een team, dus geen gekke dingen uithalen, het moet niet meer levens gaan kosten.' Zegt Jace terwijl hij me heel serieus aankijkt. 'Dit is niet mijn eerste serieuze opdracht hoor.' Sis ik hem toe. Ik zie dat Jace en Nathan een blik met elkaar wisselen. Ze vertrouwen me niet, terwijl ik ze nog nooit in de steek heb gelaten.
Na het duidelijk bespreken van het plan sluipen we dichter richting het gebouw. hoe dichterbij we komen, des te meer wij ons realiseren hoe moeilijk het gaat worden om binnen te komen, nog moeilijker dan dat wij hadden verwacht. 'Dit is haast onmogelijk.' Zucht Nathan terwijl dat hij zijn hoofd schudt. 'Onmogelijk bestaat niet.' Kap ik hem af. 'Hoe wil je dit dan gaan doen? Er staat zowat vijftien man per deur.' Vraagt Jace, toch wel lichtelijk gestrest. 'Ja duh, wat verwachtte je, zij weten natuurlijk dat wij op deze kans zouden toehappen.' 'Ik loop wel gewoon naar binnen.' Zeg ik Schouder ophalend. 'Ben je mal?!' Sist Nathan. 'Welke keuzes hebben we nog, nou? Het is nu of nooit, ik laat haar daar geen minuut langer zitten.' Ik merk dat mijn hart in mijn keel zit. Ik kan mijn hartslag meetellen als ik zou willen, zo hard bonst hij in mijn borstkas. Summer moet daar weg, kosten was het kost. Riven mag haar met geen vinger aanraken. Die vuil lak heeft haar gewoon gegijzeld. Er is geen tijd meer te verliezen. Ik houd mijn ogen gefocust op het gebouw en de gewapende mannen bij de ingangen. Ik wil nog dichterbij komen voordat ze me zien. Wie weet zie ik nog een alternatief idee. Jace en Nathan volgen mij op mijn hielen. Ik wijs naar een aantal oude verroeste containers. Jace en Nathan zien direct het luik daarboven waar ik op doelde. Ik snel me in stilte een weg naar de containers. Waarna ik me me een weg snel door het luik. Aan het eind van de buis hoor ik een stem. Een hele bekende stem. Summer. Ik hoor een trilling in haar stem. 'Riven nee, alsjeblieft.' Hoor ik haar paniekerig zeggen. Voordat ik bij de locatie ben waar ik haar stem vandaan hoorde komen is ze al weg. Jace vind een uitweg uit de schacht waarna we in een ruimte belanden. Ik grijp naar mijn pistool voor de zekerheid en Jace en Nathan doen hetzelfde. We doen langzaam de deur van de kamer waar wij ons in bevinden open en lopen daarna de gang op. 'Het is hier te rustig.' Merkt Jace op. 'Ze maken het te makkelijk.' 'Ik zei toch dat het een valstrik was.' Zegt Nathan wantrouwend en alert.
Na een paar seconden horen wij een harde krijs. Dat kon niemand anders zijn dan Summer. We rennen naar de ruimte en zonder na te denken trap ik de deur van de kamer in. Ik zie Summer vastgebonden op een stoel zitten, ik scan haar lichaam, ze zit onder de blauwe plekken en het is duidelijk te zien dat ze heeft gehuild. Riven staat achter haar met een vieze grijns. 'Hallo daar goede vrienden van me.' Grinnikt hij terwijl dat hij met een mes over Summer haar arm en gezicht herhaaldelijk streelt. Haar ogen staan groot van angst, maar ze veranderden in een soort opluchting toen ze ons zag binnen komen. 'Laat haar gaan, Riven.' Zeg ik rustig en met een vaste stem. Hij houdt zijn mes bij haar wang met de punt er schuin tegen. Riven begint spottend te lachen. 'Denk je nu werkelijk waar dat je hier zomaar binnen kunt lopen en haar kunt meenemen? Je hebt geen idee met wie je te maken hebt, jullie hebben mij altijd onderschat. Maar dan is het nu eindelijk tijd voor die wel verdiende karma, en voor mij is het tijd voor mijn welverdiende beloning.' Grijnst hij. 'Ik weet precies met wie ik te maken heb.' Antwoordde ik. 'Het is ook altijd hetzelfde met jou, jij kan nooit iets van jezelf vinden dus moet je het altijd van een ander afpakken.' Riven zijn blik verandert nu in een wat meer geïrriteerde blik. 'Is dit echt hoe jij je laatste momenten wilt beleven Anderson?'

JE LEEST
De maffia
RomanceWAARSCHUWING!: bevat seksuele getinte scènes (zo een hoofdstuk wordt aangegeven met 'A/C' in de titel van het hoofdstuk.), geweld en lichtelijk grof taalgebruik. Summer Watson, de 17jarige studente die van school veranderd om opnieuw te beginnen. M...