92. Yawan

57 5 9
                                    

Ik ga dood. Ik weet het zeker. Het vlees zal van mijn botten rotten en deze laatste zullen vergaan tot ik niets meer ben dan een hoopje stof. Myjeux ras degrapneno. Maar ja, niks aan te doen.
De hel hier is een beetje wat je je van een hel zou voorstellen. Een enorme uitgestrekte vlakte met een iets dat je zo snel mogelijk zo dood mogelijk wil maken. "Zijn" andere 99%. "Hij" is wie ons dit heeft aangedaan. Voor de tweede keer. Ik weet niet waarom, maar "hij" is sterker, vervelender, machtiger dan wie dan ook ter wereld. Het is dan ook geen verassing als Glanola naast mij word getroffen door bliksem en sterft. Maar ze zou toch reïncarneren? Nee. Niet hier. Hier gelden andere regels, dit is "zijn" dimensie. Ik doe nog mijn best om geen fysieke vorm te hebben, maar dat lukt niet. "Hij" vind me toch wel. Een halve dag nadat Glanola verdween, word ook ik door een soort magie geraakt. Het doet geen pijn en alles wordt zwart voor mijn ogen.

'Waar ben ik?' Ik probeer overeind te komen. Iets of iemand houd me tegen. Ik zie dat het Glanola is. 'Rustig Yawan. We zijn veilig. Iemand, ze knikt opzij, houd een oogje in het zeil.' Ik kijk opzij en zie niemand minder dan een oude kennis van mij. De laatste keer dat ik hem zag werd hij opgegeten door bijtgrage beestjes, nadat hij in een ton lava was gegooid. Het was Golroo. (Even zelf voor de dramatische muziek zorgen, dit is geen luisterboek waar ik dat kan.)
'Hallo, vriend, lang niet gezien.' 'Ik betwijfel of dat een slecht ding is. Waarom heb je ons gered?' 'Oh, maar dat heb ik niet. Ik heb alleen je dood uitgesteld. Weet je, ik ben door onze grote vriend Adnap ook naar deze dimensie verbannen. Ik heb jullie na die treffer naar het bewoonde deel gebracht.' 'Oh.' Op dat moment pakte Golroo een bijl een sneed mijn lichaam doormidden. Er spoot bloed uit de beide delen. Glanola begon te gillen, maar werd ook door de bijl geraakt en onthoofd.

Toen ik weer wakker werd was ik terug op de vlakte, Glanola naast me. Ik stond op en kuste Glanola kort op de mond. Daarna fluisterde ik: 'Kom op. Dit waren alleen maar dromen. Het echte gevaar moet nog komen.' Ze knikte.
Samen liepen we verder over de vlakte. Golroo was maar een illusie geweest. De tocht werd langer en langer zonder een teken van leven te vinden. Niks. Gewoon helemaal niks. We werden langzaam moe. Dat was onze fout. We hadden niet moeten gaan slapen. We werden door een of andere kracht ruw overeind gezet en wakker gemaakt. Alle energie die we van de minuut slaap hadden gekregen opgebruikt. Maar dan alleen die energie.
Eindelijk, na meer dan een dag lopen zagen we "hem". De andere 99%. Het was reusachtig. Stel je even een zwart gat voor, maar dan ter grote van een wolkenkrabber. Dat is kolossaal. De hoeveelheid energie die "hij" radiëerde was immens. We konden het op de afstand waar wij op stonden al voelen. Even voor de informatie, we stonden erg ver weg. Het zwarte gat vrat alles in zijn buurt op, gericht, zoals echte zwarte gaten dat niet kunnen. Nou was dit ook geen zwart gat, maar zo'n beetje het machtigste wezen in de kosmos.
Precies op het moment dat we dachten dat we er heel, heel slecht voor stonden besloot Yuwen dat het een goed moment was om op te komen dagen. Mooi! Nu stonden we nog maar heel slecht voor!
'Broertje? Ik denk dat jullie wat hulp kunnen gebruiken. Ken jij onze oude vriend nog?' Ik wilde nee zeggen. Maar ik kon niet. Natuurlijk kende ik hem nog, wat niet wegnam dat ik hem haatte. Yowin. Die persoon die altijd net iets beter was dan jij.
'Een goede middag.' Yowin verscheen. Na zijn tekst stormde hij dom op het wezen af. Hij word gedood voordat hij in de buurt komt.
'Tot zo ver Yowin.' Yawan kon er wel om lachen. Yuwen liep naar het wezen toe, rustig en zonder wapens. Hij bestudeerde de plek waar Yowin gedood was. Er was niks over.
'Hé, machtig wezen!' 'Yuwen! Nee!' Ik probeerde Yuwen tegen te houden maar Glanola hield hem tegen. Ik gaf verzet op. Yuwen kwam op het wezen af, dat zijn gezicht naar hem toe draaide. Het gezicht het witte, starende ogen en een mond zonder tanden. Een neus was niet te vinden en andere kenmerken ook niet. Het was angstaanjagend.
Yuwen stond daar onbevreesd. Het leek alsof hij "hem" aan het uitdagen was. "Hij" scheen de uitdaging aan te nemen. "Hij" nam een fysieke, kleinere vorm aan en kwam op Yawan af. Dat was het moment dat Yuwen bedacht dat hij niet heel verstandig was. Maar het was te laat. Tegen "hem" kun je je niet verzetten.
'Imbeciel. Sterveling. Jij waagt het mij uit te dagen? Ik neem je uitdaging aan. Dit is de laatste fout die je ooit zal maken. Mekakur mak morrį dekaka!' "Zijn" stem was angstaanjagend. Het gaf een gevoel van onmacht, alsof je niets kon uithalen wat er toe deed. Waarom was Yawan hier in hemelsnaam aan begonnen?!

SIEGE S01 ©Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu