Hoofdstuk 3

371 26 4
                                    

De tijd gaat snel voorbij. Een maan staat hoog aan de hemel met sterren. Eigenlijk is de maan de grote lamp in de slaapkamer en de sterren spotjes. Ik glimlach bij het zien van de sterren aan de hemel. Wat voor ramp er ook gebeurd in een werelddeel, ze blijven elke avond terugkomen om te schijnen voor de overlevenden. En bij het zien van de sterren krijg ik meer hoop. Lucas knijpt zachtjes in mijn hand en hij zet de auto even stil midden op de weg. Er is toch niemand, dus we staan niet in de weg met de auto. "Denk je dat we hier veilig zijn?" vraag ik. "Ik denk dat het handiger is om nog iets door te rijden. Zo kunnen we zeker zijn dat de kracht van de tornado is afgenomen." zegt Lucas en hij kijkt me aan. Ik zie tranen in zijn ogen staan. " Mijn moeder." zeg ik plots en ik kijk Lucas angstig aan. " Zal ze zijn gevlucht?" vraag ik. Lucas haalt zijn schouders op. "Het is niet slim om terug te gaan. Misschien is de tornado nog steeds gevaarlijk." zegt Lucas. "En jouw moeder dan. Maak jij je geen zorgen over haar?" vraag ik. Lucas slikt even. "Ik wil ook graag weten hoe het met haar is, maar het is te gevaarlijk om terug te gaan." zegt hij. Ik knik en kijk naar de regen die tikt op de voorruit. "Zullen we verder gaan?" vraag ik. Lucas knikt langzaam en hij begint weer te rijden. Ik voel me moe worden en ik leun met mijn hoofd op het hoofdsteuntje van de stoel. "Ga maar slapen." zegt Lucas. "Is het dan niet ongezellig voor jou?" vraag ik. Lucas schudt zijn hoofd en hij zegt: "Dan kan ik even rustig nadenken over wat er allemaal gebeurd is." Ik kijk even naar Lucas en ik sluit mijn ogen. En met het tikken van de regen op de achtergrond val ik in slaap.
Als ik mijn ogen open is het regenen op gehouden en staat de auto stil. Ik draai mijn hoofd richting de bestuurdersstoel, maar ik zie niemand zitten. "Lucas?" mompel ik en ik kijk naar buiten. De auto staat op een leeg parkeerterrein. Ik doe de autodeur open en ik stap uit. " Lucas?!" roep ik. Ik kijk nog snel even naar de achterbank van de auto, maar hij ligt daar niet te slapen. " Lucas? Waar ben je?" mompel ik en ik zucht even. Hij had me op zijn minst even wakker kunnen maken om te vertellen dat hij iets ging doen. "Hé meiske. Wat doe jij hier alleen?" zegt plots een stem en ik draai mijn hoofd richting het geluid. Een man rond de 29 met een niet gewassen baard en smoezelige kleding staat achter mij en ik frons mijn wenkbrauwen. "Hoe bedoelt u?" vraag ik en ik kijk hem vragend aan. "Precies zoals ik het zeg. Wat doe jij hier alleen? Het is een gevaarlijk buurt hier. Veel criminelen en veel criminaliteit." zegt de man. Zijn ogen glijden over mijn lichaam. " Kijk niet zo naar me." zeg ik en hij kijkt geschrokken op. "Je bent erg bijdehand, meiske." zegt hij glimlachend. "Dus?" vraag ik. " Wat moet je van haar?" vraagt plots een andere stem en achter de man staat Lucas. De man draait zich om en hij haalt zijn schouders op. "Wat babbelen. Het is een mooi meiske." zegt hij en ik kijk Lucas vragend aan. " Oké. Wil je nu alsjeblieft weggaan?" vraagt Lucas. "Hebben jullie eigenlijk al gehoord van de ramp in Noord-Amerika?" vraagt de man plots en ik slik. "We komen er vandaan." zegt Lucas en ik geef hem een waarschuwende blik. Die man hoeft niet meer te weten. "Ah. Hebben jullie misschien honger?" vraagt de man en ik schud wild mijn hoofd richting Lucas. Ik zie hem twijfelen, maar uiteindelijk knikt hij. "Kom maar mee. Ik heb wel wat voor jullie." zegt de man. "Wat ben ik erg. Ik heb me nog niet eens voorgesteld. Ik ben John." zegt de man, John dus. Lucas knikt. "Ik ben Lucas. Lucas Anderson." zegt Lucas en John draait zich naar mij toe. "Allison. Allison Parker." zeg ik. "Nou, Lucas en Allison, volg me maar." zegt John en hij begint te lopen. Met aarzelende passen loop ik achter me aan, maar Lucas pakt mijn arm vast en hij trekt me mee. "Waar was je?" fluister ik zo zacht dat Lucas het kan horen, maar John niet. "Ik was aan het kijken of er misschien een winkel was met eten, alleen nu geeft John ons al eten." fluistert Lucas. Ik knik en John stopt voor een klein huisje met een dak van houten planken. "Hier is mijn pareltje." zegt John. "Nou, leid ons maar rond in uw pareltje." zegt Lucas. John begint te lachen en hij slaat op Lucas zijn schouder. "Zullen we eerst maar een hapje eten." zegt John. "Ik heb best wel trek." zeg ik en John loopt het huisje binnen. Lucas loopt achter hem aan en hij moet een beetje bukken om door de lage deuropening te lopen. Ik grinnik even en ik bekijk de straat. Een paar huisjes met daken van houten planken en sommige huisjes hebben geen deur. Bij een van de huisjes staan een paar jongens van ongeveer 20 jaar. Ze bekijken me en ik viel me iets te veel bekijken. Snel loop ik het huisje van John in. "Waar bleef je nou?" vraagt Lucas terwijl hij voor me komt staan. "Ik weet het niet hoor. Die John is volgens mij hartstikke arm. We kunnen het niet maken om eten bij hem te bietsen." fluister ik, zodat John het niet kan horen. "Misschien heb je wel gelijk, maar ik heb best wel trek. En hij bood het zelf aan." zegt Lucas. "Ik weet het niet, hoor." zeg ik. "Jij mag bepalen, Allison." zegt Lucas en hij legt een hand op mijn schouder. Ik voel mijn maag rammelen, maar ik vind het gemeen om eten te bietsen bij John. Wat moet ik doen?

Hey iedereen.
Wat moet Allison kiezen. Weggaan of blijven eten? Laat het maar weten in de reacties.
Tot het volgende hoofdstuk. :)

StormWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu