Take a piece of my heart
and make it all your one.
So when we are apart,
you'll never be alone.
-Shawn Mendes, never be aloneAchter me hoor ik Luke opstaan. "Goedemorgen." zeg ik terwijl ik me naar hem toedraai. "Goedemorgen." mompelt hij, duidelijk nog niet helemaal wakker. "Gaan we terug?" vraag ik. "Wat? Waarnaar toe?" vraagt Luke niet begrijpend. "Het huis. Naar Lucas. Naar Avery en de anderen." zeg ik. Ik zie aan Luke zijn gezicht dat hij het snapt. "Ik weet niet of het verstandig is. Je been enzo. Misschien moeten we wachten tot je aangesterkt bent." zegt Luke. Mijn been. Marlene. Mijn mond wordt een rechte streep. "Ik wil terug. Ik wil Lucas zien. Hij is gebeten." zeg ik. Luke zijn gezicht kijkt me geschrokken aan. "Wat!" Ik haal diep adem. Een traan rolt over mijn wang en ik veeg hem hardhandig weg. Mijn wang begint te branden. "Wow. Allison. Jesus. Dat wist ik niet, sorry." zegt Luke en hij stapt naar me toe. Tranen branden in mijn ogen, maar ik wil niet huilen. Lucas zou het ook niet willen. Maar het lukt niet. Ik val op mijn knieën als Luke bij me is en ik begin te huilen. "Jeetje. Shit." zegt Luke herhalend en hij hurkt bij me neer. "Ik wil hem niet kwijtraken. Hij.... hij.... O, god." jammer ik. "Ik wil terug." Luke streelt over mijn rug en hij legt een arm over mijn schouders. "Ik wil hem niet kwijt. Hij is me te dierbaar. Hij is het enige wat ik nog heb van vroeger." "Het is geen slim plan om terug te gaan. Misschien heeft Marlene versterking." zegt Luke. Woest sta ik op en ik voel een stekende pijn in de knieholte van mijn been. "Wees alsjeblieft niet een eikel en help me gewoon. Help me!" zeg ik. Luke staat bezorgd op en hij pakt mijn armen vast. "Rustig. Je moet rustig blijven." zegt hij. "Doe niet of je alles beter weet!" roep ik terwijl ik me los ruk. "Help me gewoon."
Lucas P.O.V.
Ze is weg. Ik weet niet waar ze naartoe is gegaan. Ze zei dat ik moest rennen, maar ze volgde me niet. Waar is ze? Voorzichtig voel ik met mijn vingertoppen aan de bijtwond. Het prikt en snel trek ik mijn vingers terug. Ik weet niet waar ik ben. Een verlaten kerkje. Daar zit ik in, maar ik weet niet of het dichtbij het huis of Allison is. Ik zie haar gezicht voor me. Haar gezicht toen ik vertelde dat ik was gebeten. "Het spijt me zo." fluister ik. De wind neemt mijn woorden mee. Ze vliegen door het kapotte glas naar buiten. Ik stel me voor hoe de woorden bij haar aankomen. Hoe ze naar me toe rent. Maar als ik naar buiten kijk zie ik haar blonde haren niet. Haar lach klinkt in mijn hoofd. Ga weg, denk ik. Ga godverdomme gewoon weg. Maar de lach gaat niet weg. Nee en het gelach klinkt nu ook nog harder. "Ga weg! Alsjeblieft. Ga weg." roep ik. "Ga weg! Laat me alleen." Mijn stem wordt zachter en ik zak door mijn knieën. Ze luistert niet. Ze blijft door lachen. "Ga weg." fluister ik. Harder dan dat lukt me niet meer. "Alsjeblieft." Ik veeg een traan weg. Even lijkt alsof ze voor me staat, maar dat lijkt alleen maar zo. Een hand op mijn schouder, maar als ik me omdraai zie ik niemand. Komt dit door de beet? Een luide schreeuw. Het geluid alsof iemand worstelt in het water. "Pap!" roep ik als het beeld van mijn vader op mijn netvlies verschijnt. Ik zie Allison langs de auto, waar mijn vader inzit, voorbij schieten. 'Help me, Lucas.' vormt ze met haar lippen. 'Help me.' "Ga weg!" Het verbaasd me hoe krachtig mijn stem klinkt. "Ga hier weg. Ik verander. Ik wil je geen pijn doen. Ga weg!" Haar gelach klinkt weer. Luid en duidelijk. Mijn moeder lacht mee. "Waarom?" mompel ik. "Waarom moet mij dit overkomen?" "Lucas!" Een stem klinkt in mijn oor. Ik sla met mijn hand naar achter, maar voel niks. "Het is niet echt. Je ziet dingen die er niet zijn." zeg ik tegen mezelf. Allison stapt vanachter een deur. Marlene komt vanaf een andere kant. Ik wil roepen dat Allison moet uitkijken, maar er steekt een mes uit haar borst. Ze valt voorover op de grond terwijl ze naar adem hapt. Dan ademt ze voor de laatste keer uit en de lucht die uit haar mond komt is rood gekleurd. "Nu jij." zegt Marlene en ze loopt naar me toe. Ik krabbel achteruit en stoot tegen de muur van de kerk. "Nee! Nee!" schreeuw ik en ik hou beschermend mijn hand voor mijn gezicht. Tussen mijn vingers door zie ik hoe ze haar mes heft. Plots lost ze op en ik haal twijfelend mijn hand weg. Het was niet echt. Ze was er niet. Allison leeft nog. Het was niet echt. Ik haal opgelucht adem. Ik leun met mijn hoofd tegen de kerkmuur. Het voelt redelijk warm aan tegen mijn koude huid. Ik ril even en wrijf mijn armen warm. Het is zo koud. Zo vreselijk koud. Beweeg, schiet er door mijn hoofd. Beweeg idioot. Ik sta op en strompel een paar keer heen en weer door de ruimte. Het is nog steeds koud. Zo verschrikkelijk koud. Mijn vingertoppen kleuren langzaam blauw. Ik moet mezelf warm maken anders vries ik dood. Ik begin nu te rennen, maar ik ben te verzwakt en ik val neer. Ik kan niet meer. Ik ben kapot. Het zal niet lang meer duren voordat de dood voor mijn neus staat. De koude stenen drukke tegen mijn wang. Ik kan niet meer staan. Ik heb geen krachten meer. Langzaam draai ik me om en ik hoor glas breken onder mijn hoofd. Misschien vindt iemand me op tijd, maar iets in mij zegt dat het niet gaat gebeuren. Ik ga dood. Allison zal verdrietig zien. Ik weet dat. Ze ziet er sterk uit, maar vanbinnen is ze dat niet. Misschien is het ook wel beter als ik nu doodga. Ik wil geen geïnfecteerde zijn. Nee. Laat me dan maar doodvriezen. Dat is beter. Ik ril als een gek. Mijn handen zijn ook bijna blauw. Het gaat niet lang meer duren. Ik ben verzwakt en heb het zo koud. Mijn ademhaling vertraagt. Steeds langzamer en langzamer. Flarden herinneringen verschijnen en geven me een terugblik op mijn leven. Nog even kijk ik naar het plafond en ik zie een spinnenweb. Hij is leeg. Ik sluit mijn ogen en langzaam zak ik weg. Weg van de aarde. De aarde met de hel die rondloopt in Amerika. De aarde waar Allison leeft. Plots hoor ik de stem van Allison en ik open heel moeilijk mijn ogen. Opnieuw klinkt haar stem. Het is niet echt. Je hallucineert weer, zeg ik in mijn hoofd tegen mezelf. Het is niet echt.Allison P.O.V.
"Zal hier echt wat zijn?" vraag ik. "Het ziet er redelijk uitgestorven uit." Terwijl ik op de rug van Luke zit lopen we over een bospad. Het bospad lag naast een weg en we waren erg nieuwsgierig. Een vogel fluit heel zacht en er klinkt geritsel in de bosjes. Een vos schiet over het pad. Als we een bocht omlopen zie ik een kerk staan. Ik laat me van Luke zijn rug glijden en kom met een zachte dof op de grond terecht. "Laten we teruggaan. Er is hier waarschijnlijk toch niks." "Ik wil gewoon even kijken. Daarna gaan we verder. Echt waar." zeg ik. "Ik dacht dat jij zo graag naar Lucas wilde." zegt Luke geïrriteerd. "Wacht gewoon even." zeg ik. "Ik heb het gevoel dat Lucas hier is." "Tuurlijk." zegt Luke en hij rolt met zijn ogen. "Ik ga gewoon even naar binnen." zeg ik en ik loop naar de kerk. De scharnieren kraken als ik naar binnen loop. "Hallo?" vraag ik. Als ik stil ben hoor ik iemand traag ademen. Alsof diegene vlakbij is. Ik loop door een deuropening en kijk naar links. Niks. Ik kijk naar rechts. Mijn mond spert wijd open. "Lucas! Shit! Godver. Lucas!" roep ik angstig als ik zijn bijna levenloze lichaam op de grond zie liggen. "O god. Neeneeneenee." mompel ik en ik kniel bij hem neer. Ik pak zijn hand vast. Hij voelt ijskoud aan. "Je gaat dit niet menen. Lucas!" gil ik bang. Ik zoek naar zijn hartslag. Het is langzaam. Luke stormt de ruimte in. "Shit. Ben je helderziend ofzo iets." roept hij. "Nee!" Ik kruip tegen Lucas aan om hem mijn warmte te geven. "Lucas! Lucas! Blijf bij me! Alsjeblieft! Laat me niet alleen!" roep ik. Zijn borst gaat langzaam op en neer. "Lucas! Blijf bij me!" Ik leg mijn hoofd op zijn borst. Zijn hart klopt zachtjes. Van ver weg. "Hij haalt het echt niet meer." zegt Luke. "Hou je mond! Donder op!" roep ik. "Ga weg! Ga alsjeblieft weg!" Luke stapt naar achter en dan loopt hij weg. Ik begin te huilen. "Ga niet weg." zeg ik tegen Lucas. "Ik weet het antwoord op je vraag. Ik ben niet verliefd op Luke. Ik ben verliefd op jou. Kom alsjeblieft terug."Lucas P.O.V.
"Kom alsjeblieft terug." Haar stem. Ze is bij me, maar ik kan niet terugkomen. Ik wil niet. Ik ga haar dan pijn doen. Dan wordt ik een geïnfecteerde. Ik wil haar niet vermoorden. "Ga niet weg." Ik moet weg. Anders doe ik je pijn. Ik moet weg. "Lucas!" Allison. Ik kom niet terug. Ik wil niet. Ik heb amper kracht. Ben te verzwakt. "Lucas!" Ik hoor mijn hart zacht en langzaam in mijn hoofd bonzen. "Lucas!" Ik zak nog dieper weg in de duisternis waar ik inzat. "Lucaaas!" Stop, Allison. Het heeft geen zin. Je verspilt energie. Laat me hier achter en ga terug naar huis. "Ik houd van je." Ik weet niks terug te denken. Ze houdt echt van me. Een druppel twijfel komt in mijn lichaam en verspreid zich. Ze wil me terug hebben. Ze houdt niet van Luke. "Kom nou terug. Wordt wakker." Haar warme hand in mijn hand voelt fijn aan. Haar warme lichaam tegen die tegen die van aanligt geeft me hoop. Hoop om terug te komen. Zachtjes beweeg ik mijn vinger. Verkeerde hand. Ze merkt het niet. Ik zak nog dieper de duisternis in, maar ik wil terug. Ik probeer om bij het licht, boven me, te komen. Het lijkt zo ver weg. "Lucas! Blijf ademen. Lucas!" Een laatste poging, zonder gevolg. Ik zak dieper weg. De vermoeidheid keert terug, maar ik wil niet opgeven. Niet meer. Ik moet niet opgeven. Ik moet doorgaan. Nog een poging wagen. Nog één.
JE LEEST
Storm
FantasyOverleven is slechts een woord, maar de daad is een stuk lastiger. Werkelijk overleven om te leven is een daad waarbij veel je plan dwarsboomt. Niet alleen de doden die hier opstaan, maar ook je gedachten. Die schieten alle kanten op en na elke dood...