Hoofdstuk 68

106 13 6
                                    

"People come and go and nothing you can do about it."
- Allison Parker

"Allison! All!" Als een soort echo in de bergen klinken de woorden in mijn oren. "Allison, wordt wakker." Iemand schudt aan mijn schouders en mijn hoofd valt op mijn borst. Alles in mij voelt zwak aan. "Is ze dood?" vraagt een jongensstem. "Natuurlijk niet." zegt iemand anders. Duidelijk van streek. "Allison! Alsjeblieft, open je ogen." Wanhopig schudt de persoon aan mijn schouder. "Allison!" Dan blijft het stil. Ze zijn de hoop verloren en laten me gaan. "Allison?" Een bang stemmetje klinkt naast me. Ik wil wel antwoorden, ik zou echt willen, maar mijn lippen willen niet bewegen. Niets wil bewegen. Mijn spieren lijken niet meer de controle te hebben. Open gewoon je ogen, zegt een stemmetje in mijn hoofd. Zo moeilijk kan die opgave toch niet zijn. Ik zou willen dat hij niet zo moeilijk was. Hoe hard ik het ook probeer, ik krijg mijn ogenleden niet omhoog. "Allison!" schreeuwt iemand. Zijn stem klinkt gebroken, vol verdriet. Ik probeer mijn vinger te bewegen en tot mijn grote verbazing lukt dat. "Ze bewoog. Ik zag het." zegt de jongensstem. Ik beweeg mijn hoofd en hij komt omhoog van mijn borst. Heel langzaam helpen mijn oogleden mee en een smal kamertje wordt zichtbaar. Drie gezichten kijken me hoopvol aan. Twee hebben er blauwe ogen en de derde een beetje groenige. De twee blauwogige lijken vreselijk opgelucht en de groenogig lijkt blij. Een van de blauwogig komt tegen me aanzitten en slaat zijn arm over mijn schouders. De grond is bruin gekleurd, aarde. De muren rondom me zijn van hout en een muur staat op instorten. De deur hangt half uit zijn scharnieren. Ik heb dit gebouwtje eerder gezien, maar waar? Mijn hersenen is een veld met een dikke laag mist waardoor je niks kan zien en in mijn geval dus niet kan denken. "Weet je nog hoe ik heet?" vraagt de jongensstem die van de blauwe ogen afkomstig is die nog voor me zit. Ik moet diep graven, maar zelfs dan weet ik het nog niet. "Dat komt wel." zegt de groenogige. "Weet je de mijne nog wel." vraagt de blauwogige die naast me zit. De stem die telkens mijn naam riep. Maar de naam, wat was dat ook alweer. "Iets met een L?" gok ik. "Je zit in de goede richting." zegt de blauwogige. Ik denk diep na. "Ze weet het niet, dat zie je toch. Laat haar gewoon even bijkomen." zegt een meisjesstem. "Louis?" vraag ik voorzichtig. De jongen van wie de blauwe ogen zijn, die naast me zit, schudt zijn hoofd. "Ik ben Luke." zegt hij. "Luke." Ik laat de naam uit mijn eigen mond komen. "Luke." De mist trekt een beetje weg. Luke, hij is mijn vriendje. Hij beschermt me voor gevaar. "Dat is Stagger en hij is Travis." zegt Luke. Hij wijst eerst naar de blauwogige en dan naar de groenogige. "Dat is Anna." Hij wijst naar de persoon met de meisjespersoon. "En dat zijn Tyler, Ryan en Matthew." Alles valt langzaam als puzzelstukjes op zijn plek. Samen vormen ze een grote puzzel. We werden gesnapt door een man. Hij heeft ons meegenomen naar het plein en ons in de schuur gegooid. "Ik weet het weer." zeg ik langzaam. Ik ben Allison Parker. Ik ben zestien jaar en ik zit een zombie-apocalyps. Mijn beste vriend, zijn ouders, mijn ouders zijn dood. Er zijn heel veel mensen doodgegaan om wie ik gaf. Ik voel twee lippen op mijn kruin en een voorhoofd leunt mijn wang. "Ik was bang." zegt Luke in mijn oor. "Voor wat?" vraag ik. "Dat ze wat met je gingen doen." zegt Luke. "Ik hou van je." fluister ik. Luke kijkt op. Dan trekt hij mij dichter tegen zich aan. "Ik hou ook van jou." fluistert hij terug. "Laat ons gaan." gilt Anna en ze trap tegen de muur. Hij kraakt even en Anna deinst geschrokken een stuk achteruit. "Dit is niet de beste plek om je gevangene te houden." zegt ze lachend. Tyler komt naast haar staan en geeft een trap tegen het hout. Het kraakt nog erger dan daarnet. "Hou daar onmiddellijk mee op!" brult een zware mannenstem. "Shit, Jacob. Hou je gedeisd." sist Travis. Ik beweeg mijn benen aangezien ze pijn beginnen te doen. "Waar moet dit lichaam heen?" vraagt een vrouwenstem terwijl ze met iets over de grond sleept. "Bij de rest, denk ik." zegt Jacob. "Hij heeft het lang volgehouden." zegt de vrouwenstem. Ik kruip op handen en knieën naar de muur waar ze bij staan en gluur tussen de planken door. Mijn hart stokt in mijn keel bij het zien van het lichaam. Grote stukken vlees zijn van zijn lichaam gescheurd. Een grote bloedstreep ligt op de grond. Je hoeft het alleen maar te volgen om te weten waar het lichaam is. De vrouw, Audrey, trekt het lichaam verder. Luke komt naast me zitten. "Ze bedoelt zeker dat hij het lang heeft uitgehouden in die kamer waar twee mensen worden ingegooid om te kijken hoe lang ze het overleven." zegt hij zachtjes. Jacob kijkt onze kant op en ik ga snel weg bij de muur. Mijn borstkas gaat snel op en neer. "Gaan wij er ook in?" vraag ik bang. Luke haalt treurig zijn schouders op. "Ik weet het niet." zegt hij. "We gaan elkaar dan toch niet doden?" Ik begin al te rillen bij de gedachte dat ik Luke moet vermoorden. Of Stagger of Travis. Ik zou het niet kunnen. "Ik ben bang." zegt Stagger. "Ze doen ons niks. Ze kennen ons." zegt Travis. "Maar de andere niet." zegt Stagger. Ik kijk naar Travis en hij kijkt medelevend terug. "We kunnen niks doen." zegt hij na een lange stilte. Ik schuif naar een muur en leun ertegenaan. Angst, woede en verdriet smelten samen tot haat. Ik wil hier niet zijn. Ik wil dat we hier nooit naartoe waren gegaan. "Gebeurd is gebeurd." zegt Lucas' stem. Ik knik even. "Gebeurd is gebeurd." zeg ik hem na. Als ik het kon veranderen had ik het gedaan, maar ik kan het niet. Het bestaat niet dat dat kan. Bij de deur klinkt gerammel van een hangslot. Dan gaat de deur open. Mijn mond valt open. Blond haar en blauwe ogen. Het is zo'n tijd geleden, maar ik herken hem. "Allison?" vraagt hij verbaasd. Luke schiet overeind en hij komt voor me staan. Ik duw mezelf overeind en pak Luke's arm vast. "Hoe kom jij hier?" vraagt hij verbaasd, maar dan begint hij te lachen. "Best grappig om elkaar nog tegen te komen na die lange tijd. Heeft Lucas het overleefd in het ziekenhuis?" vraagt hij. Ik sla mijn ogen neer. "Hij is dood." "Het spijt me dat ik dat moest horen." zegt hij. "Wie is dat?" vraagt Luke. "Dit is.." zeg ik en ik stap naar voren. "Dit is Kian."

StormWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu