Hoofdstuk 5

259 27 7
                                    

Ik kijk even naar Lucas en zie hem happen naar adem terwijl hij zijn handen op de wond houdt. Zijn shirt is al rood gekleurd en het wordt nog roder bij elke seconde dat hij er ligt. De bende is al vlakbij John en ik kijk even naar John. Zijn blik is gericht op de bende en de blik van de bende is op John gericht. Snel ren ik naar Lucas en ik probeer hem overeind te helpen, maar hij is zwaar voor mij. Dat komt ook omdat Lucas niet meehelpt. De bende heeft nog niet door dat ik Lucas help. "Lucas. Probeer alsjeblieft op te staan." sis ik in zijn rechteroor. Hij kreunt even en hij probeert met de kracht die hij in zich heeft om op te staan. Al leunend op mij loopt hij naar de auto. Zachtjes, zodat de bende het niet hoort, trek ik de deur open. Lucas laat zichzelf neerploffen op de stoel en ik doe zachtjes de portier dicht. Met voorzichtig en geruisloze stappen loop ik naar de andere kant van de auto. Ik doe de deur open en staat in op de bestuurdersstoel. Ik doe heel zacht de deur dicht. "Heb je de sleutel?" vraag ik aan Lucas en hij haalt met een trillende hand de sleutels uit zijn broekzak. Ik pak de sleutels en steek ze in het contact. Ik draai de sleutel om en de motor begint te brommen. Verbaasd kijkt de bende op en ze draaien zich met een ruk naar de auto. "Ze gaan er vandoor!" schreeuwt de leider zo hard dat ik het hoor. Ik trap het gaspedaal in en de auto scheurt weg. In mijn spiegel zie ik de bende op John aflopen en ze beginnen hem te steken, schoppen en te slaan. Ik slik even en ik wil omkeren, maar ik weet dat ik zo snel mogelijk met Lucas naar het ziekenhuis moet. Als ik dat niet doe kan het Lucas zijn dood betekenen.

Met mijn hoofd tussen mijn handen wacht ik in de wachtruimte tot ze klaar zijn met Lucas. Toen ik hem uit de auto had gehaald om hem naar binnen te brengen zag ik hoe erg het was. De stoel waar Lucas op zat was rood van het bloed. Nu is hij bij dokters die hem helpen. Ik haal even mijn hand door mijn blonde haren en ik zucht even. Hoe zal het zijn met hem? Konden ze hem op tijd helpen? Een klapdeur gaat open en er loopt een dokter doorheen. "Allison Parker?" zegt hij en ik sta op van de stoel waar ik op zat. "Dat ben ik." zeg ik en ik geef de dokter een hand. "Je vriend is er slecht aan toe. Hij is veel bloed verloren. Hij moet hier blijven." zegt de dokter. "Wat!" zeg ik en er branden tranen in mijn ogen. "Het spijt me. Kan ik je telefoonnummer krijgen, zodat ik je kan bellen als er iets met hem is. Positief of negatief." zegt de dokter. Ik zie hem verwachtingsvol kijken, maar ik kan niet antwoorden. Mijn telefoon is kapot en ik woon in precipe helemaal nergens. "Allison? Gaat het?" vraagt de dokter. Ik plof neer op een stoel en begin te huilen. "Lucas." snik ik en ik sla mijn handen voor mijn gezicht. "Lucas." De dokter gaat naast me zitten en hij slaat troostend een arm om me heen. Ik ruk me los en sta op. "Ik kom wel een keer langs." zeg ik en begin te rennen. Het ziekenhuis uit, de straat op. Mijn haar wappert achter me aan en de tranen stromen over mijn wangen. Was ik te laat bij het ziekenhuis? Is het allemaal mijn schuld? Het was mijn schuld, denk ik en ik ren een steegje in. Ik stop met rennen en laat mezelf via de muur naar beneden zakken. Ik trek mijn knieën op en sla mijn armen eromheen. Misschien gaat Lucas wel dood. Misschien is hij er zo niet meer. Niet aan denken, Allison, denk ik en ik veeg de tranen weg. Maar dat maakte niet uit, want er komen nieuwe tranen. Was ik echt te laat? Heb ik niet alles gedaan wat ik kon? Wat heb ik verkeerd gedaan?

StormWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu