Hoofdstuk 27

121 17 2
                                    

Met een klap komt de hamer op de kop van de spijker. Ik knijp mijn ogen dicht en een harde schreeuw klinkt in mijn oren. Ik kan het niet aanhoren. Ik zwaai de deur open en alle aandacht is op mij gericht. "Alli-i-i-ison. Ga weg! Nu!" zegt Luke en hij bijt hard op zijn lip. De spijker steekt uit zijn hand en er welt bloed op. "Wie hebben we hier." zegt de vrouwenstem en ik zie dat het Marlene is. "Laat Luke gaan. Hij heeft niks misdaan." zeg ik. "Dat weet ik." zegt Marlene vals. Ze geeft de hamer aan één van de mannen. Hij klemt zijn vingers om het handvat en slaat herhalend zachtjes op zijn vrije hand. Hij heeft een tatoeage van een skelet in zijn nek en zijn zwarte haar staat alle kanten op. Marlene knikt zacht en de man slaat op de spijker. Luke schreeuwt het uit en er branden tranen in zijn ogen. "Stop!" gil ik bang. "Martel mij, maar laat hem gaan." "Zoals je wilt." zegt Marlene en ze rukt de spijker uit Luke zijn hand. Eén van de mannen snijdt de touwen los die Luke vasthouden en Luke rent naar me toe. "Ren! Allison, wegwezen!" sist hij. Hij wil me de ruimte uittrekken, maar Marlene pakt mijn haren vast. Ik ruk me los uit Luke zijn greep en hij kijkt me verbaasd aan. De man met de hamer in zijn handen geeft de hamer aan Marlene en hij pakt hij Luke vast aan zijn bovenarm. Dan wordt Luke meegetrokken. "Allison! Laat me gaan klootzak! Allison!" hoor ik Luke schreeuwen. "Blijf rustig." zeg ik kalm. Het verbaasd me hoe rustig ik ben. Marlene duwt me met kracht op de stoel waar Luke eerst zat. Ik geef haar een vernietigende blik. Marlene grijnst gemeen. Ik wil nare woorden naar haar hoofd slingeren, maar ik hou me mond. De man die overbleef pakt nieuwe touwen en hij maakt me vast aan de stoel. Ik hoor de stem van Luke in mijn hoofd zeggen dat ik me los moet rukken en weg moet rennen, maar ik blijf doodstil zitten. Ik maak het anders alleen maar erger. Marlene laat de scherpe kant van de hamer langs mijn keel glijden en ik slik even. "Goed hoor. Opkomen voor je vriendje." zegt ze. "Luke is niet mijn vriendje. Hij is gewoon een vriend." zeg ik. "Tuurlijk." zegt Marlene op zo'n toon van: je kan zeggen wat je wilt, maar ik weet veel beter. Ik knijp mijn ogen samen en kijk Marlene boos aan. Ze heeft het niet door en fluistert iets in de linkeroor van de man. Ik probeer mee te luisteren, maar ik hoor enkel vaag gemompel. De man knikt een paar keer en hij richt zijn aandacht op mij. "Waar zit je groep? Hoeveel man?" vraagt hij op een dreigende toon. "Vier man waarvan twee gewond zijn, maar ik zeg niet waar ze zitten." rolt er over mijn lippen. Ik kan mezelf voor me hoofd slaan. Het is namelijk niet erg moeilijk om vier mensen te vinden waarvan er twee gewond zijn hier ergens in de buurt. "Ze praat al veel gevarieerder dan dat joch die allemaal maar kon schudden, nee roepen en schreeuwen." zegt de man tegen Marlene.  Marlene begint te lachen en de man lacht mee. Weer wil ik nare dingen zeggen, maar ik wil de marteling die waarschijnlijk gaat komen niet nog erger maken. "Klootzakken." fluister ik zacht. Eigenlijk maakt het niet uit of ik schreeuw of fluister. Al had ik het geschreeuwd dan hadden ze me nog niet gehoord, omdat ze zo hard lachen. Opeens wordt het doodstil. De man knakt zijn knokkels en zijn nek en ik kijk angstig toe. Mijn ademhaling versnelt en mijn keel wordt snel droog. Marlene loopt naar de ruimte met de martelspullen. "O god, nee." mompel ik. Plots voel ik een harde vuist in mijn gezicht. Een kreun komt uit mijn mond en ik voel een ijzersmaak in mijn mond. Bloed. Waarschijnlijk op de binnenkant van wang gebeten, want dat voelt rafelig aan. "O, sorry. Heb ik je pijn gedaan?" vraagt de man alsof ik een baby ben. "Misschien." zeg ik en er glijdt een druppel bloed uit mijn mondhoek. "Je bloedt tenminste. Dat is ook goed." zegt hij. "Fijn voor je." zeg ik emotieloos. Dat had ik niet moeten doen, want hij stompt me nog een keer in mijn gezicht. Ik sluit mijn ogen. "Wordt het je nu al teveel. Je vriendje hield het veel langer vol." hoor ik de stem van de man zeggen. Ik gluur onder mijn wimpers door om te kijken of Marlene al terug is, maar ze is er nog niet. "Je kan wel gewoon kijken, hoor." Met lichte tegenzin open ik mijn ogen. De man is op een stoel gaan zitten. Hij gaat even met zijn handen door zijn bruine haren en hij knijpt zijn ogen tot spleetjes. "Ik had je een hoop moeite en pijn bespaard als ik je gewoon door je kop had kunnen schieten." zegt hij. Ik haal vragend mijn wenkbrauwen op. "Ik ben Charley." zegt hij.

"Die groepslid van je heeft eten van ons gestolen en medicatiespullen." zegt een andere man met zwart haar. De tatoeage van een skelet in zijn nek maakt me redelijk bang en ik duw mezelf bij de rugzak. Een bruinharige man begint te grijnzen en hij richt zijn shotgun op mij. Ik slik, maar ondanks dat wordt mijn mond kurkdroog. "Niet doen, Charley." sist de man die als eerst sprak en hij duwt het wapen naar beneden. "Voor deze keer laten we je gaan, maar als één van je groepsleden weer iets van ons steelt dan...." zegt de man en hij drukt even zijn linkerhand die een vuist is tegen de palm van zijn andere hand. Ik knik snel en de man bromt even. Dan wenkt hij zijn groepsleden en ze lopen weg naar waar ze vandaan kwamen.

De man die Luke meenam en de man die tegenover me zit waren erbij toen Shawn werd neergeschoten en Charley bedreigde me. "Ik zie aan je gezicht dat je me herinnert." zegt Charley met een grijns. "Frank ken je dan vast ook wel." zegt Charley. "Frank wie?" vraag ik niet begrijpend. "Dom wicht. De man die hier net was." zegt hij met een zucht. "De man die bij je was toen je naar Luke ging." zeg ik. "Ik moest samen met Frank twee andere aflossen." zegt Charley. "Hoe weet jij dat? Zag ik je dan toch wel?" Ik kijk naar de grond om Charley's blik te ontwijken. "Ja, dus. Frank is dus een blinde kip." zegt Charley lachend. Ik glimlach even. Charley lijkt me eigenlijk totaal geen harde man. Misschien staat hij onder druk door Marlene. Luke zei ook dat je dood ging als je niet bij de firefly's ging. Misschien werd Nerissa daarom ook wel achtervolgt. Ik luister even of ik Marlene hoor. Haar voetstappen komen naar ons toe. "Ik kan niet vinden wat ik zoek. Waarschijnlijk ligt het in mijn kantoortje." zegt ze. "Let op haar." Ze wijst even naar mij en loopt dan weg. Ik wacht een paar tellen, zodat ik zeker weet dat ze weg is, en dan kijk ik Charley aan. "Sta jij onder druk door Marlene? Wilde je eigenlijk niet bij de firefly's?" vraag ik. Charley lijkt verbaasd te zijn door mijn vragen. "Hoe kom je daarbij?" vraagt hij. "Sta jij onder druk?" Hij zucht even. "Ja, dus." zeg ik en Charley grijnst. Dan kijkt hij naar me en ik zie een trieste blik. "Ik kwam Marlene een keer tegen. Ik was samen met mijn vrouw en dochtertje van vijf in het bos. Ze zei dat ik bij de firefly's moest. Ik zei dat ik dat niet wilde. Ik had gehoord van andere hoe het daar was. Verschrikkelijk. Ze zei wat tegen een man die met haar mee was en er klonk een schot. Mijn vrouw zakte in elkaar. Rook kwam uit het wapen van de man. Mijn dochtertje klampte aan me vast en begon te huilen. Ik zei dat ik alsnog niet erbij zou komen. Mijn dochtertje pakte mijn hand vast en kneep erin. Ik keek haar aan. Dat was het laatste moment dat ik haar in leven zag." vertelt Charley en hij begint te snikken. Tranen branden in mijn ogen. "Wat vreselijk." zeg ik zachtjes. "Hoe heette je vrouw en dochtertje?" "Je bent de eerste die dat vraagt." zegt Charley. "Mijn vrouw heette Madison en mijn dochtertje Scarlett." "Wat een schattige en leuke naam, Scarlett." zeg ik. "Ik had hem bedacht." zegt Charley en hij glimlacht zwakjes. "Het spijt me zo dat het jou moest overkomen." zeg ik. "Ik mag jou wel, dom wichtje." zegt Charley. "Je bent de eerste die spreekt over mijn vrouw en dochtertje. Alsof je er in bent geïnteresseerd ofzo. Ik denk dat Scarlett je zeker weten had gemogen." "Ik had haar graag willen leren kennen. Ze lijkt me een leuk meisje." zeg ik. "Dank je. Dank je dat je zo begripvol bent." zegt Charley. "Dank je."

StormWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu