Hoofdstuk 83

123 14 5
                                    

The world we know is gone.
But keeping our humanity? That's a choice.
- Dale, The Walking Dead

Het is doodstil. Geen geluid. Geen beweging. Niemand die aanstalten maakt om iets te zeggen. Te reageren op wat die man net zei. Het is dood en doodstil. Luke's hand glijdt langzaam uit de mijne en valt op zijn schoot. "Jullie gaan wat?" Anna onderbreekt de stilte. "We gaan Amerika opblazen." zegt de man nog een keer. "Dat kun je niet maken. Er kunnen daar nog overlevenden rondlopen." roept Chan woedend. De hel barst los. Iedereen praat door elkaar heen. De man probeert orde te houden, maar het lukt niet. Ik kan alleen maar denken aan dat wij daar misschien nog zouden rondlopen. Als de helikopter niet terugkwam en er opeens allemaal bommen op ons zouden vallen. "Stilte!" brult de man. Het is weer net zo stil als eerst. Ik zet de palmen van mijn handen op het blad van de tafel en duw mezelf omhoog, zodat ik sta. "Ze hebben zo lang overleeft, gevlucht voor de geïnfecteerde en jij wilt er door een paar bommen die maanden van overleven nutteloos maken. Wat voor respectloze man ben jij?" zeg ik. Een paar mensen knikken meestemmend. De man recht zijn rug. "Als jij niet wilt dat die geïnfecteerde deze kant opkomen zou ik je mond maar houden. Als we Amerika niet bombarderen mag je voor altijd overleven, want dan is er niemand die jullie kan helpen." zegt hij. "Er zijn genoeg andere landen die tenminste wel na een week ons komen helpen. Dat was iets dat jullie niet deden en daardoor zijn er zoveel mensen gestorven." Ik verhef mijn stem bij de laatste woorden. Mijn lippen knijp ik tot een smalle lijn en ik bal mijn vuisten. "Het is jullie schuld dat het dodental zo hoog is. Als jullie meteen waren gekomen was het aantal doden een procent van wat het nu is." zegt Luke. Hij gaat ook staan. De man lijkt verbaasd te zijn door ons, maar dat laat hij al snel niet meer merken. "Ik wil dat jullie gaan zitten en rustig blijven." zegt hij zo langzaam dat een slak nog sneller een afstand van tien meter heeft afgelegd. Ik blijf eigenwijs staan en sla mijn armen over elkaar. "Je bent harteloos als je Amerika opblaast. Denk aan de mensen die er nog rondlopen, hopend op hulp." zeg ik. "Familieleden van ons. Vrienden. Kennissen. Niemand verdient het om te sterven door een stomme bom." zegt Luke. "Mijn vader." begin ik. Ik schuif de stoel naar achter en loop naar de man toe. "Mijn vader kan daar nog zijn. Familieleden kunnen daar nog rond lopen. Je kan ze niet vermoorden." zeg ik. Ik hef mijn hoofd. "Het is om een groter deel van de mensheid te redden." zegt de man. "Moordenaar." sis ik tussen mijn lippen door. "Vuile moordenaar." Ik boor mijn nagels in mijn handpalm. "Hoe durf je." schreeuw ik dan. Ik geef hem een harde duw, zodat hij even wankelt. "Hoe durf je, moordenaar die je bent. Hoe durf je onschuldige mensen te vermoorden terwijl ze een jaar gevochten hebben om te overleven." "Rustig, meisje." Hij legt zijn hand op mijn schouder. "Blijf van me af. Ga je ons ook vermoorden, omdat wij daarvandaan komen? Ga je ons ook vermoorden om de mensheid te redden?" "Je gaat nu te ver." zegt de man. Luke pakt mijn armen vast en trekt me naar achteren. Tranen branden in mijn ooghoeken. "Moordenaar!" In mijn ooghoek zie ik twee mannen aan komen rennen. Gekleed in een uniform. Luke trekt me mee naar mijn plek, maar de mannen nemen me van hem over. "Rustig aan, meisje." sust er een. Woest ruk ik me los. Ik stap naar de man die aan kop staat. "Je doet het niet." Na hem nog een duw te hebben gegeven loop ik weg. Niemand geeft een kik of reageert op wat ik heb gedaan. Ze blijven op hun plek. Ik duw een deur open, loop naar de andere ruimte en gooi hem dan met een klap dicht.

Er wordt zachtjes op de deur geklopt. "Donder op!" schreeuw ik en ik schuif het laatste meubel voor de deur, een stoel. Een barricade van spullen zorgen ervoor dat de deur niet meer open kan. Iemand duwt de deurklink naar beneden. "Doe open." zegt een stem. "Ik zei toch: Donder op." Ik ga op de grond zitten, trek mijn knieën en sla mijn armen eromheen. Langzaam wieg ik mezelf heen en weer. "Doe open." zegt de stem opnieuw. De persoon beukt tegen de deur. "Wat is er aan de hand?" vraagt iemand anders. "Ze heeft de deur geblokkeerd met iets." zegt de eerste persoon. Niet met iets, met heel veel spullen, denk ik in mezelf. Opnieuw wordt er tegen de deur aan gebeukt. "Doe open, alsjeblieft." "Het is makkelijker voor jou en voor ons als je de deur gewoon open doet." Ik blijf zitten waar ik zit en wieg mezelf nog steeds heen en weer. "Allison Emily Parker." Geschrokken draai ik me om. "Hoe weet jij mijn hele naam?" vraag ik. Langzaam sta ik op. "Wat doe je nou?" sist de tweede persoon. "Hoe weet je mijn hele naam?" vraag ik nog een keer. Niemand uit mijn groep weet mijn hele naam, sommige niet eens mijn achternaam. Hoe kunnen ze dan mijn hele naam weten? De persoon aan de andere kant van de deur zucht even. "Vertel gewoon. Ga niet staan zuchten en vertel me gewoon hoe je mijn hele naam weet." zeg ik geïrriteerd. Communiceren met iemand die je niet ziet en niet kent is behoorlijk irritant, omdat je zijn of haar gezicht niet kan zien en niet weet of hij liegt of de waarheid vertelt. Ik leun op mijn nachtkastje die vooraan staat en klim op mijn bed die tegen de deur aan staat. Het was een redelijk gedoe om dat ding te verschuiven. Zeker als verzwakt bent. "Allison, het spijt me dat ik dit moet vertellen." De persoon kucht even. Ik druk mijn oor tegen de deur aan. "Het spijt me echt heel erg." "Ik wordt gek van die herhalingen. Vertel me de waarheid en wel nu." Ondanks dat die woorden er sterk uitkwamen voel ik alles in me beven. "Een tijdje terug is er een man binnengekomen. Hij heette Asher Parker en zocht zijn dochter. Peter vroeg hoe ze heette. De man antwoordde daar op. Ze heette Allison Emily Parker." begint de persoon. Ik zak tegen de deur aan. "We keken tussen de namen, maar er stond geen Allison Emily Parker tussen. Hij smeekte of we nog een keer konden kijken, maar de naam stond er niet tussen. Asher begon te jammeren en smeekte of we hem terug konden brengen naar Amerika om zijn dochter te zoeken. Na een lang gesprek hebben we het toegelaten. Peter heeft hem met helikopter teruggebracht. Toen Asher aan lang stapte kwam er al snel een horde geïnfecteerde. Peter vloog omhoog. Asher zocht tussen de geïnfecteerde, zoekend of zijn dochter ertussen zat. Hij bleef te lang staan. De horde was te dichtbij, omsingelde hem en..." "Stop!" zeg ik. "Alsjeblieft. Ik hoef het niet verder te horen." "Het spijt me echt." Tranen stromen over mijn wangen. Het beetje hoop is verdwenen. Het beetje hoop dat geloofde dat we elkaar zouden herzien is vervlogen. Mijn vader is dood.

StormWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu