Hoofdstuk 4

334 28 3
                                    

Lucas kijkt me aan en ik slik even. "Misschien kunnen we beter weggaan. Volgens mij is hij hartstikke arm. We kunnen het echt niet maken om eten bij hem te bietsen." zeg ik terwijl ik het vrolijke gelach van John hoor. Een heerlijke geur vult de gang. Ik ga met mijn vingertoppen over het gescheurde wangbehang. "Hij is nu al bezig met het maken van eten. Het is verspilling als we nu gaan zeggen dat we weggaan." zegt Lucas. Ik knik. "We kunnen hem betalen en dan kan hij, omdat hij ons eten geeft, weer eten kopen." zeg ik. "Ik heb geen geld mee." zegt Lucas. "Waarom ging je dan naar de winkel?" vraag ik en ik kijk Lucas verbaasd aan. Ik zie Lucas op zijn lip bijten en hij zucht. "Wou je gaan stelen?" vraag ik en mijn ogen worden groot als hij knikt. "We hebben geen geld en ik wil niet bedelen, Allison." zegt Lucas. "Maar stelen is erger dan bedelen." zeg ik. "Dat weet ik, Allison, maar ik wil niet bedelen." zegt Lucas. "Komen jullie eten?" klinkt er en ik kijk Lucas aan. "Ga alsjeblieft niet stelen. Wie weet is de politie hier hartstikke streng en gooien ze je de gevangenis in." zeg ik. "Oké. Ik beloof het." zegt Lucas. "Echt waar?" vraag ik. "Echt waar." zegt Lucas en hij loopt door een deur een andere kamer in. Ik blijf even in de gang staan en kijk even naar het lichtblauwe behang. Er zitten grote scheuren en gaten in de muur en het grote gedeeltes van het behang zit vol met bruine vlekken. "Kom je, Allison?" klinkt Lucas stem en ik knik even, ookal kan hij dat niet zien. Ik loop dezelfde deur door als waar Lucas doorheen liep en ik kom in een ruimte met een ronde tafel waarvan de stoelen die erbij staan lege bierkratjes zijn.De bierkratjes zijn omgedraaid, zodat je erop kan zitten. Ook staat er een oud uitziende en klein fornuis en een kast. In de muur zitten ook gaten en het behang zit vol vlekken en scheuren. Aan de tafel, die in het midden van de kamer staat, zitten Lucas en John en ik glimlach bij het zien van het eten. Een pan met waterige soep staat op tafel en een stapel van drie kommetjes. Ik ga op een bierkratje zitten en kijk Lucas en John één voor één aan. "Eet smakelijk." zegt John en hij pakt een kommetje van de stapel. Lucas pakt ook een kommetje en John schept zijn kommetje vol met waterige soep. Ook Lucas schept zijn kommetje vol waterige soep en hij zet hem voor mij neer op tafel. Ik glimlach even naar Lucas en hij glimlacht terug. "Eet smakelijk, Allison." zegt Lucas en hij pakt een nieuw kommetje om vervolgens daar ook waterige soep in te doen. "O, ik vergeet wat." zegt John en hij staat op. Uit het kastje haalt hij een paar houten lepels en hij legt ze neer op tafel. "Je kan geen splinters krijgen." zegt John en hij gaat weer zitten. Ik pak een lepel en roer door de soep. Lucas zet zijn kommetje neer en hij pakt ook een lepel. "Hopelijk is het lekker." zegt John en ik neem een hap. Ik proef meer water dan bouillon of groente, maar toch steek ik mijn duim op. John glimlacht en hij pakt de laatste lepel die op tafel ligt. Lucas neemt ook een hap en hij kijkt me even aan. Ik geef een trap onder tafel tegen Lucas zijn been en hij steekt snel zijn duim op. "Lekker hoor, John." zegt hij en hij wrijft over de plek waar ik hem had geschopt. Ik neem nog een hap en John begint ook te eten.

"Heel erg bedankt voor de maaltijd, John." zeg ik terwijl ik naar buiten loop. "Het was gezellig. Ik heb al een tijd geen mee-eters meer gehad. Succes en ik hoop voor jullie dat jullie een veilige plek vinden." zegt John. Lucas loopt achter me aan naar buiten en hij zwaait even naar John. John zwaait vrolijk terug en ik glimlach. Ondanks dat hij er best arm uit ziet, en waarschijnlijk is hij dat ook, blijft hij toch positief en vrolijk. "Misschien tot ooit." zegt Lucas. "Ja. Lijkt me gezellig." zegt John en hij lacht zijn bruine tanden bloot. Ik zwaai nog even, maar dan begin ik te lopen in de richting waar we vandaan kwamen. Lucas komt naast me lopen en ik bekijk hem even. Zijn warrige bruine haar piekt alle kanten op en zijn groene ogen kijken vermoeid. "Waar gaan we heen?" vraag ik. Lucas haalt zijn schouders op en hij blijft vooruit kijken. Als we een hoek om lopen zie ik de auto al staan en Lucas wil ernaartoe lopen. Ik pak zijn arm vast en stop met lopen. "Wacht even, Lucas." zeg ik en Lucas draait zich naar me toe. Ik laat zijn arm los en kijk hem aan. "Wil je niet terug om te kijken hoe het is met onze familie en vrienden?" vraag ik. Lucas bijt op zijn lip en ik zie tranen in zijn ogen komen. Hij kijkt langs me en snel veegt hij zijn tranen weg. Ik kijk achter me en zie dezelfde groep jongens die ik eerder zag in de straat van John. "Zozo." zegt één van hen en hij zet een stapje naar voren. "Weten jullie dat dit een criminele buurt is en dus niet zo veilig voor kindertjes van jullie leeftijd." zegt een ander. "Ik ben 14 en Lucas is bijna 16." zeg ik en mijn mond maakt een streep. Lucas gaat voor me staan en hij duwt me een stukje naar achter. "Wat schattig. Is dat je zusje of je vriendinnetje. Of heb je haar meegenomen van de peuterspeelzaal." zegt de jongen die daarnet iets als eerste zei en hij glimlacht gemeen. "Houd je bek." zegt Lucas. "Hoho. Er wordt hier eentje een beetje boos, omdat we iets zeiden over die peuter." zegt de jongen en hij draait zich naar de rest van de groep terwijl hij met zijn duim naar mij wijst. "Zeg niks over Allison." zegt Lucas boos en ik pak opnieuw zijn arm vast. "Lucas. Kom, we gaan." fluister ik, zodat alleen Lucas het hoort, maar Lucas is eigenwijs en hij rukt zich los. Boos zet hij een stap naar voren en de jongen, waarschijnlijk de leider van de bende, draait zich terug naar ons en hij kijkt naar Lucas. "Rustig maar, hoor. We hoeven jou niet. We willen je vriendinnetje." zegt de jongen en ik slik even. Wat zouden ze van me willen? "Je krijgt Allison niet!" zegt Lucas luid en duidelijk en hij draait zich naar mij. "We gaan." zegt hij en hij loopt langs me naar de auto. Ik kijk even naar de bende en zie dat ze langzaam naar me toe lopen. "Lucas?" zeg ik en ik kijk met angstige ogen naar Lucas. Hij draait zich om en hij rent naar me toe. "Geef haar maar aan ons. Ze was vast een blok aan je been." zegt de leider van de bende en hij haalt een mes uit de kontzak van zijn broek. Het mes glinstert in de opkomende zon en ik zet een stap naar achter. Plots stormt de jongen naar voren en hij rent vol tegen Lucas op. Ik zie het mes glinsteren en Lucas schreeuwt. Verstijfd aan de grond kijk ik toe hoe Lucas in elkaar zakt en er vormt een bloedplas op de grond. "Lucas!" gil ik angstig en ik wil naar hem toe rennen, maar één van de jongens grijpt me vanachter vast. De leider loopt met het bebloede mes naar me toe en hij grijnst bij het zien van de angst op mijn gezicht. "Je hoeft alleen maar mee te werken. Als je dat doet doe ik je geen pijn." zegt hij. Mijn blik gaat onopgemerkt naar de auto en ik twijfel. Zal ik Lucas achterlaten en weggaan? Naar Lucas toe rennen en hem helpen, maar het risico lopen dat hij wordt vermoord door deze bende? Of meewerken en hopen dat alles goed komt met Lucas? Ik kan natuurlijk ook proberen om Lucas in de auto te krijgen en dan weg te rijden. Plots klinkt er een schelle en hoge fluit en de bende draait zich richting het geluid. Bij de hoek staat John en de jongen van de bende laat me los. De bende loopt met langzame passen richting John. Dit is mijn kans.

Wat moet Allison doen? De keuzes die je kan maken staan in de tekst. Laat jouw antwoord maar achter in de reacties. Tot het volgende hoofdstuk. :)


StormWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu