HOOFDSTUK 63

69 1 0
                                    

Jan en Els stapten arm in arm terug het kampterrein op toen ze zagen dat Lies naar hen toe kwam.

"Jan, ik ben blij dat je terug bent. Er zit iemand op je te wachten in de EHBO-tent."

"Ella ?"

"Nee, nee. Dan had ik er zelf wel bij gebleven. Nee, het is Anje, en ze zit er ondertussen al vlotjes een half uur. Ze wil absoluut jou spreken."

Jan keek naar Els. Hij had gehoopt dat hun romantisch momentje toch nog wat langer kon duren, maar hij besefte dat dat er niet meer in zat. Samen trokken ze maar richting de tent waar Anje wachtte.

Jan was aangenaam verrast eerder op de avond. Jan was net begonnen aan de avondrush. Hij had Lieke klaargemaakt voor de nacht en had ze aan Luc gegeven toen hij rond zijn middel twee armen voelde.

"Dag zoet. Jij hebt gedaan met babysitten voor vandaag. Jij bent nu van mij en van niemand anders."

Jan draaide zich om, legde zijn armen rond zijn vriendin en kuste haar.

"En ik neem aan dat ik niks in de pap te brokken heb."

"Goed geraden, kleintje. Laat de mama maar beslissen wat goed voor je is."

"Jij weet goed genoeg dat jij mijn mama niet bent, deugniet."

Met een brede glimlach kneep hij liefdevol in haar neus. Het nog niet volledig vattend keek hij de eettafel rond waar naast Luc ook nog Hilde en Marthe zaten.

"Het is in orde, Jan. Neem maar een avond vrijaf. Els legt het wel verder uit."

Els vertelde dat ze die avond geen leidingsvergadering hadden omdat er meerdere leiding met hun groep op tweedaagse waren. Blijkbaar was het gewoonte, maar omdat zijzelf ook eerstejaars leiding waren, waren ze niet gewend aan deze routine.

Enkelen gingen later op de avond nog op café gaan, maar Els wou er van profiteren om tijd met haar ventje te krijgen. Omdat ze wist dat hij meestal redelijk vroeg ging slapen, was tot laat uitgaan geen optie. De dag nadien zou trouwens voor de kookploeg zowat de zwaarste dag van allemaal worden. Het was de bedoeling hem eens goed te verwennen, niet hem extra moe te maken.

"Naar waar trekt het ?"

"Verrassing !"

"Maar we gaan wel ergens naartoe ?"

"Ja !"

Het was duidelijk dat Jan niet veel ging loskrijgen uit zijn vriendin. In zijn tent gaf ze hem een lijstje met materiaal dat hij moest nemen, en de vindplaats waar dit lag (of behoorde te liggen).

Zijn rugzak was gemakkelijk. Die lag bij zijn reiszak. De picknickdeken die normaal gezien in Marthe haar auto lag, had hij ook al op zijn bed zien liggen. Blijkbaar had Els daar al voor gezorgd. En in de keuken vond hij dan weer een fles rode wijn, naast enkele andere zaken die hij daar moest nemen.

Gearmd verlieten ze de kampplaats, het bospad volgend. Jan besefte al snel dat hij reddeloos verloren was, en volledig op Els moest vertrouwen. Ze volgden dan wel het bospad, maar ze kruisten met de regelmaat van de klok andere paadjes en een enkele keer sloegen ze af. Jan had geen flauw benul meer waar ze waren, en zou nooit alleen nog terug kunnen.

Na een dik half uur kwamen ze aan op een plek in het bos. Vastgebonden tussen drie bomen zag Jan een stevige gesjorde boomhut, een kleine twee meter boven de grond. Nog terwijl hij vol bewondering naar boven keek, zag hij Els een gesjorde ladder onder een hoop blaren onder uit halen.

Jan had gedacht dat er zich op de bodem van de hut niks zou liggen, maar niets was minder waar. Niet alleen lagen er enkele spaanplaten boven op de gesjorde vloer, maar ook zag Jan in de verst afgelegen hoek allemaal kussens en een matras liggen.

WinkeliersterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu