HOOFDSTUK 70

82 1 0
                                    

Om het effect wat groter te laten zijn, dronk Waf eventjes. Jan voelde bij wijze van spreken zijn eigen onderbroek nat worden.

"En natuurlijk begon het nog echt te stortregenen ook. Binnen de kortste keren was ik zeikedenat. En wat doet ne zesjarige in zo'n geval, die jankt en brult de kleren van zijn lijf. De tranen die ik had, zag je toch niet door de regen."

"Het stopte met regenen, en ik bleef maar door huilen. In plaats van uit die put te kruipen, kroop ik er bij wijze van spreken van pure ellende alleen maar dieper in. Ik was compleet verloren, en niemand zou mij hier nog terugvinden en ik zou doodgaan..."

"Ik heb geen idee hoe lang ik daar heb gezeten, maar ze hebben me na een tijd toch gevonden. Niet moeilijk ook, ze moesten maar op het gejank afkomen."

"Toen ik terug op de kampplaats kwam, vloog ik natuurlijk gelijk onder de warme douche. Ze hebben me die avond goed verwend met warme chocomelk en zo om niet ziek te worden, en me het hele verhaal verteld."

Bleek dat Waf bij het in de put kruipen zonder het door te hebben gehad toch de weg was overgestoken die het speelterrein afbakende. Ook was die dag toevallig de hond van de kampeigenaar weggelopen. De leiding wist dit, maar de kinderen niet. De leiding was dus niet ongerust door het vele geblaf dat ze hoorde.

Jan kon het niet laten een vraag te stellen toen het even stil bleef.

"Dus die tweede hond dat jij hoorde... ?"

"Dat was natuurlijk de echte hond van de kampeigenaar. Dat ik geen antwoord meer kreeg kort voor het onweer losbarstte, kwam gewoon omdat de eigenaar de hond had teruggevonden nadat de leiding hem op de hoogte had gebracht waar dat beest was."

"Was het spel al afgelopen toen het onweer begon ? Kwamen ze je niet zoeken ?"

"Jawel. Het spel was afgeblazen en ze kwamen me natuurlijk zoeken, maar op het moment dat het onweer begon, was ik zelf van schrik stil geworden, en konden ze me niet horen. Daarna begon het zo hard te gieten dat ze ook mijn huilen niet hoorden. Pas na de stortbui hebben ze me gehoord onder die struik. Ik was ook zo stom om te blijven zitten waar ik zat."

"Hadden ze dan niet door dat ze op het geluid van de tweede hond moesten afkomen nadat de eerste gevonden was ? "

"Nee, en dat was volledig mijn eigen schuld. Ik kon te goed een hond nadoen om de leiding ongerust te maken. Ik weet nog heel goed dat de leiding vroeg of ik het kaartje nog had waarop mijn dier stond. De kookploeg had het gelukkig uit mijn broekzak gehaald vooraleer ze de vieze broek in het warme water te week hadden gezet."

Jan had al zo'n beetje een gevoel wat de clou van het verhaal was.

"Kan het zijn dat daar misschien geen hond op stond ?"

"Nee, natuurlijk niet. Ik met mijn stomme kop had niet goed gekeken. Ik zat daar heel de tijd zo goed mogelijk een hond na te doen terwijl er een beer op mijn kaartje stond, zoals bij al de rest. Dat spel was gewoon de aanzet van de berenavond die die avond doorging."

Jan wist niet wat hij op dat moment moest doen. Lachen of medelijden hebben. Hij kon zich perfect inbeelden wat voor impact de ervaring op zo'n zesjarig jongetje moest hebben gehad, maar langs de andere kant was de hele situatie ook gewoon lachwekkend.

"En dus heb je die dag een bijnaam gekregen."

"Klopt ! Het was eerst Wafwaf, maar later is dat korter geworden. En voor alle duidelijkheid, Jan. Ik kan er ondertussen ook smakelijk om lachen."

Blijkbaar was zijn gezicht beter af te lezen dan hij zelf besefte.

'6:04', las Mia van haar wekkerradio af. 'Hoe kan die klein nu al wakker zijn !', dacht ze bij zichzelf. Mia was door Ella wakker gemaakt, maar ze moest wel toegeven dat het meisje stijl had. Ongeveer om de tien seconden klonk er een "Moeke ?" door het huis. De ene keer zangerig, dan weer luid, nog een andere keer alsof ze enorm bang was.

WinkeliersterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu