Hoofdstuk 9

1.9K 109 9
                                    

Met een opgeheven hoofd draai ik de kraan open. Het warme water glijd in straaltjes langs mijn ongewassen lichaam. Ik proef een bedorven smaak in mijn mond waardoor ik die automatisch open en het water naar binnen laat stromen. Verder kan ik niet veel doen. Het dikke draad om mijn polsen maakt het onwijs moeilijk om van mijn wasbeurt te genieten. De snijdende pijn is afschuwelijk.

Ik word opgeschrikt door de zuster die haar keel schraapt als teken dat het genoeg is geweest. Als ik mij naar haar omdraai en mijn geboeide armen om mij heen sla, zie ik hoe chagrijnig ze voor zich uit staart. Ze is maar aan het piekeren over hoe vervelend haar taak is. Hopend dat ze dit nooit meer hoeft te doen. Maar hoe denkt ze dat ik mij onder deze omstandigheden voel? Zoiets ongemakkelijk heb ik nog nooit meegemaakt. Douchen onder een toeziend oog. Gênanter kan niet.

Ze slaat een grote handdoek om me heen en maakt mijn polsen los. Haar ogen dringen tot diep in mijn ziel.

'Je mag jezelf afdrogen terwijl ik buiten sta. Je krijgt maar twee minuten de tijd. Als je ook maar iets probeert worden ze nooit meer afgedaan, begrepen?' dreigt ze met strenge ogen. Ik knik gehoorzaam en wrijf over mijn pijnlijke polsen. Ze wilt niet weten hoe dankbaar ik haar ben.

Zodra ze de gezamenlijke badkamer verlaat haal ik het fluwelen zakje vanonder mijn nieuwe stapeltje kleren, wat alleen bestaat uit een wijde crèmekleurige jurkje. Ik kijk er verward op neer. Normaal hijs ik mezelf in een standaard pyjama broek, maar dit keer is het iets heel anders. Vreemd.

Nieuwsgierig en verward tegelijkertijd sta ik op het punt om het zakje te openen. Maar dan valt het uit mijn trillende handen. Op het moment dat het contact maakt met de vloer raakt de draad los. Met grote ogen staar ik naar het zwarte wat eruit stroomt. Aarde. Een mysterieuze zak gevuld met donkerbruine aarde. De natte vloer zorgt ervoor dat het veranderd in modder. Ik raap het op en gooi geschrokken water op de overblijfselen. Mijn hart slaat op hol, wetend dat de zuster elke moment binnen kan komen.

Het zwarte zakje gooi ik in de prullenbak. Net wanneer de zuster de badkamer betreedt sla ik de handdoek om mijn haar. De adrenaline giert door mijn lijf. En toch probeer ik rustig te blijven.

'Ben je nou nog niet klaar?' Ik kijk niet naar haar om, bang dat ze het in mijn ogen zal zien.

'Er hangt een vreemde geur in de lucht,' zegt ze plotseling. Ze snuift haar neus en loopt een rondje om mij heen. Het is de geur van modder die is blijven hangen. Het leidt haar naar de prullenbak. Ik wil praten. Haar afleiden. Maar het lukt niet.

Er wordt op de deur geklopt. Opgelucht laat ik mijn schouder zakken. Ze loopt naar de deur toe en opent die.

'Hij verwacht haar over precies vijftien minuten,' zegt de persoon in de deuropening. Door het lichaam van de zuster kan ik haar niet zien, maar ik weet dat het een andere zuster is.

'Ze is bijna klaar.' Ik weet niet eens wat de naam van deze zuster is. Zij is degene die altijd de wacht houdt wanneer ik naar het toilet ga. Of wanneer ik een luchtje mag scheppen. Daarnaast zit ze altijd naast me wanneer ik mag eten. Ze draagt niet eens een naambordje.

'Zorg ervoor dat ze niet te laat komt, Amanda.' Hoe toevallig is dit? Ik weet dan eindelijk hoe de altijd - boze zuster heet. Amanda.

Amanda draait zich met gefronste wenkbrauwen naar mij om.

'Opschieten. Ik ga even snel een borstel voor je halen. Zorg ervoor dat je er frisjes uitziet. Je hebt zo meteen een gesprek met de directeur en een psychiater,' zegt ze en slaat de deur achter zich dicht.

Ik kijk haar met een opgetrokken wenkbrauw na. Meent ze dit? Ik praat niet eens tegen Ryan, de zusters of een andere patiënt. Wat geeft ze het idee dat ik dat wel met een psychiater doe? Dit is de eerste keer in twee weken dat ik dan eindelijk uit deze afdeling geraak. Misschien is het toch iets waar ik me op kan verheugen. Maar de directeur? Ik heb hiervoor nooit met de directeur gesproken. En ik denk niet dat dat volgens het protocol hoort.

Met veel tegenzin trek ik het jurkje over mijn hoofd. Ik blik voor het eerst in de spiegel en schrik van mijn gezicht. In korte tijd ben ik een hoop veranderd. Mijn ogen staan dof. Leeg en levenloos. Het doet mij denken aan de ogen van Aleser. Ik huiver. Ze staan inderdaad net zo leeg.

Mijn lippen die eerst zoveel kleur bezaten zijn nu lijkbleek vanwege het gebrek aan verzorging. De kleur in mijn gezicht is weg. Ik lijk net een spook. Het zorgt er wel voor dat mijn rode lokken eruit springen. Alsof dat het enige is wat leeft.

Ik bestudeer het jurkje en knik tevreden. Dat ziet er in ieder geval goed uit.

Amanda komt weer binnen en kijkt net zo tevreden naar het jurkje.

'Dat staat je goed,' complimenteert ze me. Mijn mond valt bijna open van verbazing. Er gebeuren vandaag best veel wonderen in een ochtend. Ze overhandigt mij een borstel.

'Kam je haar en breng het in model. Je moet er tiptop uitzien voor de directeur.' Ik rol met mijn ogen. Dit was dus de reden dat ik het jurkje draag. Het is maar van korte duur, denk ik teleurgesteld.

Eloise BelleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu