Hoofdstuk 28.1

718 45 9
                                        

...Wat voorafging...

'Als je nu haar dochters leven spaart zal ze je misschien vergeven.'

'Haar dochter,' zegt hij tegen niemand in het bijzonder. Hij loopt rustig op mij af. Terwijl hij dit doet wordt de cirkel kleiner. Ik wil achteruit deinzen, ik wil zo ver mogelijk bij hem vandaan staan, maar ik kan me niet bewegen.

'O, Eloise Belle. Je lijkt zoveel op haar,' fluistert hij. Het voelt alsof wij alleen zijn. Ik kan alleen nog zijn gezicht zien. Mijn adem stokt. Hij heft zijn hand op en strijkt zachtjes over mijn wang. Ik verstijf. 'Je moet weten dat ik geen andere keus heb,' vervolgt hij droevig. Wat gebeurt er? Waar is de meedogenloze koning waar ik op had gerekend?

'Je was veilig. Ver weg. Niemand wist van jouw bestaan af. Het had zo moeten blijven.' Hij doet een paar stappen achteruit en bekijkt mij van top tot teen. Hij fronst. Zijn ogen dwalen af naar Amine. We worden onderbroken door een luidde knal. Geen seconde later hoor ik een zachte plof. Nog voordat ik kan beseffen wat er gebeurt worden er meerdere kogels gelost.

....

De koning pakt mij in een snelle beweging vast en trekt het vuurwapen uit mijn broekzak. Hij lost een schot waarna Amine met opengesperde ogen in elkaar zakt. Ik slaak een hoge kreet als mijn ogen op het levenloze lichaam vallen.

'Dacht je nou echt dat ik het niet zou opmerken?' klinkt zijn zware stem boven de schoten uit. Hij verstevigt zijn grip om mijn lichaam en laat de loop van het vuurwapen op mijn slaap rusten. Er volgt een doodse stilte. We zijn omringd door tientallen lijken. Zijn mannen hebben in het niets geschoten. Het waren de bomen die de kogels opvingen. Ze maakten geen kans.

'Laat haar los,' doorbreekt zijn kalme stem de kille stilte. Terwijl zijn stem mijn hart een slag doet overslaan verdwijnt mijn onderbewustzijn verwachtingsvol tussen de bomen.

'Laat jezelf zien,' schreeuwt de koning. Hij duwt de loop van het wapen dieper in mijn huid. Ik kreun luid genoeg voor hem om de begraafplaats te bewandelen. Beide handen omklemmen het vuurwapen waarmee hij de koning onder schot houdt, maar zijn ogen gaan onmiddellijk opzoek naar mij. Ik breek. Mijn ademhaling verandert in een snik. De tranen vinden hun weg naar het bloed onder mijn voeten.

Eloise Belle,' prevelt hij.

'Aleser,' piep ik. De tranen vormen een waas. Aleser. Zo opgetogen en somber heb ik mijn onderbewustzijn nog nooit gezien. Ze is dolblij om Aleser te zien, maar ook zo verdrietig om het feit dat dit de laatste keer is. De laatste keer dat hij mijn naam zo liefdevol uitspreekt, de laatste keer dat hij naar mij kijkt alsof ik het enige ben wat ertoe doet en de laatste keer dat ik zijn perfecte gezicht kan waarnemen.

'Luister goed, Aleser,' begin ik. Ik probeer mijn stem zo vlak mogelijk te laten klinken. Hij komt dichterbij. De koning verstevigt wederom zijn grip.

'Blijf waar je bent,' schreeuwt hij.

'Doe het,' smeek ik hem. 'Tientallen mannen zullen hier ongetwijfeld over enkele minuten arriveren. Dat zal het einde van ons betekenen, Aleser. Ik wil niet weer verliezen. Doe het, schiet. Hij zal toch een einde aan mij maken.' Aleser schudt zijn hoofd.

'Houd je mond,' zijn stem breekt, ook al probeert hij dat te verhullen door te grommen. Ik probeer mijn volgende snik te smoren. Het geluid wat uit mijn mond ontsnapt is angstaanjagend.

'Kom op, Eloise. Denk je nou echt dat ik je zomaar laat gaan?' Mijn ogen gaan groot staan als Noussair in het zonlicht stapt. Hij strijkt zijn donkerblauwe pak glad en grijnst geamuseerd.

'Hallo, vader.' De koning slaakt een diepe zucht. Hij klinkt haast opgelucht. Ik frons.

'Noussair, schakel hem uit,' beveelt hij hem. Noussair schiet in de lach. Hij gaat naast Aleser staan - die de koning nog steeds onder schot houdt. Hij wacht zijn moment af, maar we weten allebei dat ik er hoe dan ook geweest ben.

'Vertel het haar.' Noussair stapt naar voren. 'Ze heeft me alles verteld, vader. U bent een monster,' roept hij. Ik heb hem nog nooit zo boos gezien. De altijd vrolijke Noussair heeft plaats gemaakt voor een kwade prins. Zijn grip verslapt een beetje.

'Dat ben ik niet,' brult de koning. De scherpe rand zorgt ervoor dat ik begin te bloeden. Hij doet mij pijn.

'Noussair,' schreeuwt Aleser die de pijn in mijn ogen niet kan verdragen.

'Wacht! Ik moet het hem horen zeggen. Zij moet het horen,' beveelt hij. 'Eloise, moeder heeft me alles vertelt. Het is tijd, vader. Eloise Belle moet weten wie ze echt is,' vervolgt hij. Ik kan de zenuwen in zijn stem horen. Hij grijpt hoofdschuddend naar zijn warrige haar. 'Laat haar los.' Weten wie ik echt ben? Denk, Eloise Belle. Je hebt het antwoord hierop. Graaf dieper.

'Nee,' brult de koning. 'De waarheid zal niks veranderen.' Ik begin ongecontroleerd te snikken van de pijn.

'Laat haar verdomme los,' schreeuwt Aleser. Hij verliest zijn geduld. 'Waarom luister je nooit, Aleser? Schiet! Doe het.' De stekende pijn valt niet te beschrijven, het is ondraaglijk. Ik kan de metalen smaak van het bloed haast proeven. Ik accepteerde mijn lot zodra ik de auto instapte. Als ik hem maar meeneem.

'Vier jaar na mijn geboorte ging moeder terug. Terug naar het paleis. Het gebeurde weer Eloise,' spuwt hij eruit. Mijn gesnik neemt drastisch toe. ik schud mijn hoofd. 'Nee,' jammer ik zodra ik besef waar hij op doelt.

Mijn onderbewustzijn doemt vlak naast Aleser op. Ze is helemaal in het wit gekleed. Haar felrode haarlokken dansen met de wind mee. Ze pakt zijn vrije hand vast en sluit haar ogen. Haar lippen krullen omhoog. Ze doet haar strenge juffenbril af. Ik heb het niet meer nodig. Jij hebt mij niet meer nodig. Ze plant een kus op zijn wang en stapt naar mij toe. Ze plaatst beide handen op mijn borst. Het is tijd voor jou om mij los te laten. Nu je het weet is mijn taak volbracht. Ze glimlacht liefdevol. Het geluk dat ze uitstraalt bezorgt mij kippenvel. Ik adem diep in. Vaarwel, Eloise Belle. Bij het uitademen vervaagt ze tot er helemaal niets van haar overblijft. De tranen verdwijnen. Het voelt alsof ik weer volledig controle heb over mijn lichaam. Mijn geest. Ik heb weer toegang tot de herinneringen die ik zo diep heb begraven dat zelfs mijn onderbewustzijn elke dag opdoemde. Het is helder nu. Glashelder.

Ik grijp smekend naar zijn arm. De haat jegens mij heeft zich al jaren geleden in zijn hart genesteld. Ik was ongewenst. Een bastaard. Ik blik op de lijken die ons omringen. Al het verlies vanwege dit? Mij? Ik bijt op mijn onderlip terwijl ik met alle kracht in zijn arm knijp. 'Schiet, vader. Schiet,' schreeuw ik mijn longen uit het lijf. Al mijn emoties hebben zich omgezet tot acceptatie. De koning van Abu Dhabi, de monster die zoveel doden op zijn geweten heeft is mijn vader. 

Eloise BelleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu