Hoofdstuk 27.3

787 40 7
                                        

Wat voorafging...

'Ik zal beginnen bij het begin. Ik ben het zusje van Jawhara Tayyib-Amirmoesz, de koningin van Abu Dhabi. Wij komen uit een rijk en machtig gezin. Op haar tiende stond al vast dat zij de toekomstige vrouw zou worden van Abdullah. Zij was toen al een hele nette dame. Op haar twintigste trouwde ze met de prins en werd ze een prinses. Ik was toen achttien en smoorverliefd op Abdullah,' fluistert ze. Ik luister aandachtig naar het verhaal.

'Hij hield van mij. Hij wilde mij, maar het kon niet. Het mocht niet. De koning had zijn kandidate al. De dag voordat hij mijn zus huwde deelden wij het bed. Ik hield van hem, Eloise. Met heel mijn hart. Een week na de bruiloft bleek dat ik zwanger was. Ik was jong en biechtte het in paniek op. Abdullah wilde het kind houden. Hij was zo blij. Ondanks dat dit betekende dat het een bastaard zou worden. De koning was minder blij met het nieuws en mijn zus heeft mij daarna jarenlang genegeerd. Ik moest het kind baren en aan hun schenken. Ik heb het paleis negen maanden lang niet verlaten, zo ook de prinses. Iedereen moest denken dat zij zwanger was van Abdullah. Toen hij werd geboren werd hij gelijk van me afgenomen. De prins en prinses moesten de kroonprins voorstellen aan het volk. Ze noemden hem Noussair. Ze hadden zo het geluk dat hij precies op zijn vader leek. Hij had alleen mijn ogen. Ik ben daarna gaan studeren in het buitenland. Ik was niet meer welkom in het paleis. Ik mocht mijn kind niet zien opgroeien,' vertelt ze. De tranen springen in haar ogen. Zelfs mijn ogen worden er vochtig van.

'Ik keerde na vier lange jaren terug. Abdullah was toen al twee jaar lang koning. Ik hoopte dat mijn gevoelens voor hem op den duur zouden verdwijnen, maar dat gebeurde niet. Ik hield nog even veel van hem, ondanks dat ik op het nieuws zag dat hij drastisch was veranderd. Jawhara was toen zwanger van Lydia. Niemand wist wie Noussair echt was. Zelfs hij liep achttien jaar lang met het idee rond dat Jawhara zijn biologische moeder is. Ik heb het...' Het geluid van piepende banden onderbreekt haar midden in het verhaal. Zo'n vijf zwarte auto's benaderen het huis.

'Haast je naar binnen,' schreeuwt Noussair.

... 

Zodra ik blik in Ambers ogen voel ik een vlaag van paniek opkomen. Noussair en zij staan gehaast op. Mijn ogen dwalen af naar de zwarte auto's die tot stilstand komen. De deuren vliegen open. Ik schrik van het aantal gewapende mannen die uit de auto's stappen. Ik hoor Noussair in de verte mijn naam schreeuwen, maar ik kan me niet bewegen. Ik blijf verstijft zitten. Mijn onrustige hart gaat razend tekeer. Zo'n tien – in nette pak geklede – mannen houden mij onder schot. Ik sta nu pas op het punt om op te staan.

'Blijf zitten, Eloise,' roept Noussair. Ik kijk gejaagd naar de deuropening waar hij en Amber staan. Amber ziet nu lijkbleek. Ze houdt me met betraande ogen in de gaten. De mannen zeggen niks. Ze verwisselen alleen een paar blikken.

Noussair bewandelt het veranda. 'Laat jullie wapens zakken,' beveelt hij hen. De mannen komen dichterbij, maar geven hem geen gehoor. Ik slik. Zij hebben andere bevelen.

'Doe wat hij zegt,' schreeuwt oom Steve die naar buiten stormt. Nee nee nee! Ik spring overeind. Oom Steve richt zijn vuurwapen op een van de mannen. Zij zijn niet onder de indruk en veranderen abrupt van doelwit.

'Ga weg,' fluister ik schor. Mijn keel is kurkdroog. De tranen springen in mijn ogen. Ze houden hem nu onder schot.

'Verroer je niet, Eloise,' brult Noussair. Ik schud mijn hoofd hevig. Hij mag hier niet zijn. Ze zullen hem vermoorden. 'Wat willen jullie?' schreeuw ik. Een van hen laat zijn wapen zakken en stapt naar voren. Hij strijkt zijn overhemd glad. Zijn kille ogen bestuderen mij van top tot teen. 'Jou,' zegt hij kalm. 'De koning wilt jou.' Ik knik. Natuurlijk. Ik moet zeggen dat ik ergens toch verbaasd ben. De koning heeft sneller actie ondernomen dan dat ik dacht. Dit kan alleen betekenen dat Aleser hen van zich heeft afgeschud. Ik kan mijn glimlach niet onderdrukken.

'Oké, beloof me dat als ik vrijwillig meega jullie iedereen met rust zullen laten.' Hij knikt. Gelukkig zijn Sahar, Ryan en mijn ouders nergens te bekennen. Anders was dit nog zwaarder geweest.

'Daar is geen sprake van,' schreeuwt oom Steve. Hij laat zijn wapen vallen en pakt mij boos bij mijn arm vast. De tranen rollen over mijn wangen. 'Ik moet,' piep ik.

'Dit was zijn laatste bevel. Als je vrijwillig meegaat zal hij hen nooit meer lastig vallen. Dit is zijn belofte naar jou toe.' Ik snik. Hij bevestigt mijn vermoedens. Dit is het einde. Het einde van mij en alle ellende.

Noussair komt heel dichtbij staan en schopt zijn vuurwapen weg. 'Ga met hen mee, ik zal daar zijn om ervoor te zorgen dat jij jouw taak volbrengt,' fluistert hij. Ik maak bijna geen kans meer, maar besluit om toch te knikken.

Ik trek mijn arm hardhandig los en haast mij naar de mannen. Ik hoor iemand achter mij aan snellen. 'Laat haar gaan,' zegt Noussair. Het achterna lopen stopt. 'We hebben haar net terug.' Ik snik.

De mannen pakken mij ruw vast en sleuren mij naar de auto. Terwijl iedereen instapt kijk ik nog even achterom. Noussair heeft zijn arm om Amber heen geslagen en oom Steve zit met zijn handen in het haar op de veranda. De gedachten dat mijn ouders zo te horen krijgen dat hun dochter wederom is meegenomen bezorgd me kippenvel. Het zal hun breken. Het zal haar kapot maken. Ik slik mijn volgende tranen weg. Probeer je sterk te houden.

Ik stap in en sluit mijn ogen. Terwijl de auto in beweging komt bedenk ik me dat dit het einde betekent. Het einde van de koning of van mij. 

Eloise BelleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu