Hoofdstuk 26

1.2K 70 12
                                    

De rode gloed. Helderblauwe lucht. Zingende vogels. Het is een prachtige zonsopgang. Ik laat mijn armen op de balustrade rusten en slaak een diepe zucht.

'Dit keer had ik iets moeten voelen,' fluister ik mezelf toe. Dit is waarschijnlijk al de negende zonsopgang die ik hier op het balkon heb bijgewoond. Of meer. Het is de mooiste zonsopgang die ik heb gezien en nog voel ik er niks bij. Geen kriebel. Geen vreugde. Geen greintje verbazing over de fellere rode gloed. Ik voel zelfs geen innerlijke pijn meer.

'Jullie hebben haar daar opgesloten?' Ik stap de kamer binnen en sluit snel de balkondeuren achter me.

'Met alle respect mevrouw L'More, maar het is ingewikkelder dan u denkt. Wij hebben haar niet opgesloten, ze heeft zelf besloten om de kamer niet te verlaten,' zegt Aleser. Ik hoor de irritatie in zijn stem. Hij heeft dit gesprek al met mijn vader moeten voeren. Ik duik onder het dekbed en luister aandachtig naar het gesprek.

'Waarom?' Ze probeert haar schorre stem onder controle te houden. Er volgt een doodse stilte.

'Ze heeft iemand.. vermoord,' fluistert hij. Ik kan de teleurstelling in zijn stem bijna voelen. Een steek. Ik zit onmiddellijk recht. Net wanneer ik dacht dat mijn gevoel terug is, verdwijnt het. Gesnik. Het bevestigt mijn vermoedens. Ze heeft de hele nacht wakker gelegen. Misschien wel dagenlang. En nu breekt ze. Iets wat mij eigenlijk ook zou moeten gebeuren.

'O, mijn kleine meid,' snikt ze. 'Toen Dylan overleed sloot ze zichzelf voor maanden op. Ze kwam haar slaapkamer nooit uit. Ryan was de enige die tot haar doordrong. De enige tegen wie ze sprak. Misschien moeten we hem vragen om het nog eens te proberen?'

'Waar is hij dan wanneer ze hem het meest nodig heeft?' gromt hij.

Ik sluit mijn ogen en de stemmen vallen weg. Ik val - na dagen van slapeloosheid - eindelijk in een diepe slaap.

Ik word schreeuwend wakker. Mijn kussen is doorweekt van het zweet en mijn hart gaat als een gek tekeer. Aleser stormt de kamer binnen. Ik trek mijn dekbed tot mijn nek en ontwijk zijn ogen.

"En nu is het zijn beurt om te sterven." Dit is de reden dat ik sinds die dag geen oog heb dichtgedaan. Nu ik eindelijk kon slapen vond het gezicht van de stem zijn weg in mijn hoofd. Redouan legde het vuurwapen in mijn handen en kreeg mij zover om op de koning te richten. Ik schoot. Ik loste zoveel kogels als ik kon, maar degene die ik raakte was niet de koning. Het was Aleser.

'Het was maar een droom.' Ik was zo in gedachten verzonken dat ik niet doorhad dat Aleser op het bed kwam zitten. Ik durf hem niet aan te kijken. Bang dat je iets zult voelen?

'Zeg iets.' Als hij mijn hand vastpakt kruipt er een rilling over mijn rug.

'Het leek echt.' Dit is de eerste keer dat ik niet alleen tegen mezelf praat. Ik weigerde om met iemand te spreken. Ik weigerde om de kamer te verlaten. Iedereen gaf het na een paar dagen op, behalve Aleser. Hij komt elke dag kijken hoe het met me gaat. Het enige wat ik doe is hem van me wegduwen, terwijl ik meer dan ooit bij hem wil zijn.

'Maar dat was het niet, Eloise Belle,' fluistert hij sussend. Zodra ik naar hem opkijk slaat mijn hart een slag over. Ondanks zijn vermoeide ogen en stoppelbaardje ziet hij er goddelijk uit. Ik kijk van hem weg en friemel aan het dekbed. Hij pakt mijn kin vast en dwingt me hem aan te kijken. Ik voel de kriebels in mijn onderbuik.

'Ik heb iemand vermoord,' zeg ik zachtjes. Hij fronst, maar de blik in zijn ogen verandert niet. Hij staart naar me alsof ik de enige ben die ertoe doet.

'Hoe kan je zo naar me kijken?' Hij streelt zachtjes mijn wang en grijnst.

'Ik hou van je,' fluistert hij. 'Wat je ook doet, Eloise Belle. Ik zal altijd van je houden.' Ik voel de tranen opkomen. Het is terug? Mijn gevoel is terug! Hij leunt in en kust me. Ik sluit mijn ogen en geef de vlinders toestemming om tekeer te gaan. Er rolt een traan over mijn wang. Ik kus hem wanhopig terug. De liefde die ik voor hem voel beangstigt me. Ik heb nooit geweten dat ik zoveel van iemand kon houden.

'Ik hou van je,' fluister ik tegen zijn lippen aan. Hij trekt me in een omhelzing en laat de stilte spreken. Mijn gedachten slaan op hol. Wat nou als mijn droom iets betekent? Ik kan niet in woorden beschrijven hoe echt het voelde.

'Aleser!' We kijken allebei naar de deuropening. Een roodharige vrouw stormt de kamer binnen. De blik in haar ogen is angstaanjagend.

'Ik moet je spreken,' hijgt ze. Dit is de vrouw waar Redouan doodsbang naar keek. Ik weet nog dat ze verdwenen was toen ik me naar hen omdraaide. Aleser staat op en loopt naar haar toe.

'Wat is er aan de hand, Amber?' Ik frons. Amber?

'Je moet per direct het land verlaten. De koning heeft al zijn mannen de opdracht gegeven om hem jouw hoofd te leveren.' 

Eloise BelleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu