Hoofdstuk 28

861 43 12
                                    

'We gaan niet naar het paleis,' concludeer ik als we de afslag naar het bos nemen. Geen reactie. 'Waarom?' wederom geen reactie. Ik slaak een diepe zucht. Je staat er alleen voor. Mijn onderbewustzijn raakt in paniek. Ze gooit haar handen in de lucht en lacht vol ongeloof. Er is niemand die jou hier kan helpen. De ideale plek om jou uit te schakelen. Ze duikt weer in haar welbekende hoekje en trekt haar benen op. De manier waarop ze naar mij kijkt.. ze is doodsbang. Ze weet dat dit het einde van mij betekent.

'Zwakkeling,' lach ik vreugdeloos. 'Hij zet gewoon zijn poppen in om zijn vuile werk te doen.' De bestuurder blikt geïrriteerd in zijn achteruitkijkspiegel. 'Wat nou,' sis ik. Hij kijkt hoofdschuddend weg.

Mijn ogen vullen zich onbewust met tranen die ik onmiddellijk weg knipper. Ik werp snel een blik uit het raam zodat mijn vochtige ogen ongezien blijven. Ze dwalen vol bewondering af naar de hoge bomen die langs de weg staan. Zo hoog dat ze het onmogelijk voor de zon maken om op ons neer te schijnen.

Je hebt geen plan, jammert mijn onderbewustzijn. Ik sluit mijn ogen om de opkomende tranen weg te drukken. Ik heb geen plan, geen Noussair, geen Aleser. Aleser. Misschien is het beter zo. Het roodharige meisje in het nieuws, het meisje wier hele leven een leugen was, het meisje waar de koning al maanden naar opzoek is zal dan eindelijk van de aardbodem verdwijnen. Geen gevaar meer voor haar omgeving, haar ouders, familie en vrienden. Aleser. Ik kan met moeite een snik onderdrukken. Hij zal dan eindelijk normaal om zijn broer kunnen rouwen. En om jou. Ze zullen hem met rust laten. Als ik weg ben zullen ze iedereen met rust laten.

'Waar wachten jullie op,' schreeuw ik. Een van hen kijkt verschrikt naar me om. Emotie. Het verbaasd mij dat zij überhaupt iets kunnen voelen. 'We zijn er bijna,' roept de bestuurder geërgerd terug. 'Kalm aan, Amine. We zijn zo van haar af.'

Ik sluit mijn hand om de ketting en probeer me te concentreren op mijn ademhaling. Een uur in de auto zitten met een stelletje schoften is al een marteling. Ze kunnen er nu een einde aan maken, maar kiezen er toch voor om mij emotioneel te mishandelen alvorens ze aan het echte werk beginnen. Het werkt.

'We zijn er.' Mijn ogen springen open als de auto rustig tot stilstand komt. De mannen stappen tegelijkertijd uit. Ik blijf zitten tot een van hen de deur opent. 'Uitstappen,' fluistert Amine. Ik kijk scheef naar hem op. De blik in zijn ogen. Ik frons.

'Lopen,' vervolgt hij als ik op beide benen sta. Mijn lichaam voelt met de seconde zwakker aan, alsof het elke moment kan uitvallen. Het wordt er niet beter op als de anderen aan komen rijden. Ik maak geen kans.

'Eloise Belle.' Hij klinkt zo ver weg, maar ondanks dat dringt zijn zware stem tot diep in mijn ziel. Ik deins een stukje achteruit.

'Kom dichterbij staan,' zegt Amine. Ik kijk verward naar hem om. Hij bukt om zijn veters te strikken. 'Kijk voor je, en loop nog een klein stukje achteruit.' Ik haal mijn wenkbrauw op en blijf op mijn plek staan. Ik ben de enige die hem hoort.

'We hebben hier geen tijd voor Eloise. Ik werk voor Noussair.' Ik recht mijn rug en doe onmiddellijk wat hij van mij vraagt. 'Stop,' fluistert hij zodra ik pal voor hem sta. 'Niet schrikken. Blijf zo stil mogelijk staan, de anderen zijn zo bij ons.' Ik probeer over mijn schouder op hem neer te kijken.

'Kijk voor je.' Als hij rustig omhoog komt schuift hij iets hards in mijn broekzak. 'Hij is geladen.' Mijn hart gaat razend tekeer. Ik slaak een diepe zucht van opluchting. 'De plannen zijn zoals je kunt zien gewijzigd. Ik heb Noussair op de hoogte gebracht van onze locatie. Hij zal wat later arriveren. Blijf bij mij in de buurt zodat alleen ik jou kan fouilleren.' Ik knik. Er schiet van alles door mijn hoofd.

'Het gaat gewoon echt gebeuren,' piep ik. De angst in mijn stem is duidelijk hoorbaar.

Hij is hier. Ik maak misschien toch kans. Dit keer zal ik hem echt in mijn ondergang meenemen. Ik loop op een rustige tempo zijn kant op. De bomen verdwijnen en maken plaats voor een begraafplaats.

Daar. Precies in het midden. De spierwitte grafsteen. De gouden details. Haar naam. Amber-Lunah Amirmoesz. Hij staat er precies voor. In zijn zwarte manteljas ziet hij er enigszins menselijk uit. Hij hoort mij niet aankomen en staart met een bedroefde blik naar het graf.

'Je komt te dichtbij,' fluistert Amine. Ik blijf abrupt stilstaan en staar vol ongeloof naar de verloren ziel. Hij lijkt oprecht verdrietig?

'Je hoeft de schijn niet meer op te houden,' zeg ik met de meest kille stem die ik kan opzetten. Hij kijkt verstoord van het graf op. 'We weten allebei dat ze nog leeft.' Zijn mannen hebben haar toch al gezien. Het is een kwestie van tijd voordat een van hen hem het nieuws brengt. Dan kan ik het net zo goed doen. Zijn ogen staan verward. Ik heb hem nog nooit zo kwetsbaar gezien. Zo overvallen. Ik schiet in de lach.

'Dacht je nou echt dat ze voor altijd weg zou blijven? Wetend dat haar dochter opgejaagd wordt door de koning? Haar voormalige minnaar. ' Ik snuif. 'Ik ben in ieder geval wel onder de indruk. Je hebt haar niet vermoord? Van een monster had ik toch iets anders verwacht. Dat kan maar een ding betekenen.. Je houdt nog van haar,' gooi ik er giftig uit.

Zijn mannen gaan in een cirkel om ons heen staan. Het blijft even stil. Hij kijkt met samengeknepen ogen op me neer. Hij schiet in een luidde en duivelse lach. Ik grijns tevreden. Het kostte hem dit keer meer tijd om zijn emoties volledig uit te schakelen. Hij heeft het er moeilijk mee. Dit keer was ik hem een stap voor.

'Typisch Amber. Altijd al ongehoorzaam geweest. Ik had de koningin nooit zo'n grote gunst moeten doen.' Hij liegt. Ondanks dat zijn gezicht uitdrukkingsloos staat zie ik het in zijn ogen. Hij heeft de emotie ver achter zijn ijzige blik verstopt, maar niks ontgaat mij. Hij houdt echt nog van haar.

'Als je nu haar dochters leven spaart zal ze je misschien vergeven.'

'Haar dochter,' zegt hij tegen niemand in het bijzonder. Hij loopt rustig op mij af. Terwijl hij dit doet wordt de cirkel kleiner. Ik wil achteruit deinzen, ik wil zo ver mogelijk bij hem vandaan staan, maar ik kan me niet bewegen.

'O, Eloise Belle. Je lijkt zoveel op haar,' fluistert hij. Het voelt alsof wij alleen zijn. Ik kan alleen nog zijn gezicht zien. Mijn adem stokt. Hij heft zijn hand op en strijkt zachtjes over mijn wang. Ik verstijf. 'Je moet weten dat ik geen andere keus heb,' vervolgt hij droevig. Wat gebeurt er? Waar is de meedogenloze koning waar ik op had gerekend?

'Je was veilig. Ver weg. Niemand wist van jouw bestaan af. Het had zo moeten blijven.' Hij doet een paar stappen achteruit en bekijkt mij van top tot teen. Hij fronst. Zijn ogen dwalen af naar Amine. We worden onderbroken door een luidde knal. Geen seconde later hoor ik een zachte plof. Nog voordat ik kan beseffen wat er gebeurt worden er meerdere kogels gelost..

Eloise BelleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu