Hoofdstuk 9.1

1.7K 112 3
                                    

Er heerst een merkwaardige stilte in het kantoor van de directeur. Ik staar met gefronste wenkbrauwen naar de rug van Amanda. Waar is hij? Moet ik het haar vragen? Of kan ik beter stil blijven? Als ik praat zal ze het noteren. Als ik zwijg wordt dat als normaal ervaren. Zwijgen. Dat lijkt mij op het moment het slimste om te doen. Ik heb de hoop bij hun toch allang opgegeven. Ze denken allemaal dat ik krankzinnig ben.

Amanda kijkt verbaasd in het rond. Haar blik verraadt dat ze hier nog nooit eerder is geweest. Zelfs haar ogen lichten een beetje op. Vrolijker dan nu zullen ze nooit staan. Het voelt alsof dit de eerste keer is dat ze vreugde voelt. Een beetje, maar dat is genoeg om mij te verbazen.

Ik besluit ook maar om mij heen te kijken. Terwijl ik dat doe vallen mij een paar dingen op. Het beeldje aan de rechterkant van het boekenkast. Het is een oud opgehangen beeldje dat lijkt op een schedel. Maar niet met zijn mooie perfecte vormen. Hij heeft misvormden contouren waardoor het toch iets heel anders wordt. Dan valt mijn blik op een oude vaas in de hoek. Blauw als basis en verschillende kleuren puntjes die het iets unieks geven. Zelfs de twee afgrijselijke gele stoelen doen mij opkijken. Zonder toestemming te vragen loop ik naar een van de stoelen en laat ik me erin zakken. En dan herinner ik het me. Ik ben hier eerder geweest. Twee jaar geleden. De dag dat ik uit deze vermoeiende inrichting werd ontslagen. Er trekt een grimas over mijn gezicht. Het kantoor is geen greintje veranderd.

Ik weet bijna zeker dat ik destijds niet met een directeur had gesproken. Nee. Het was mijn vervelende psychiater die mijn vertrek regelde. Hij was de enige die inzag dat ik geen kwaad in me had. Ondanks dat ik geen woord met hem had gewisseld geloofde hij sterk dat ik slechts een trauma had opgelopen waar ik in mijn eentje uit kon raken. Toch was er geen mens die irritanter kon zijn dan hij.

Ik bedenk me dat ik twee jaar geleden ook met niemand sprak. Zelfs mijn ouders kregen mij niet zo ver om te praten. Het enige waar ik aan kon denken was de dood van Danny. Het lijk en het bloed wat zich om hem heen vormde. Nu ervaar ik precies hetzelfde.

Amanda' gehoest brengt mij bij mijn positieven. Het ziet ernaar uit dat ze in haar eigen speeksel stikt. Ik schiet in een stille lach. Ze draait zich geschrokken naar mij om. Alsof ze het lachen voelde.

'Ben je nou aan het lachen?' roept ze verbluft. Ik zeg niks en probeer mijn gezicht in plooi te houden. Er verschijnt weer een lege blik in mijn ogen. Amanda blijft mij een tijdje aankijken. Haar ogen prikken in mijn gezicht.

'Je moet eens vaker lachen,' zegt ze serieus. Mijn onderbewustzijn vangt een glimp van Amanda' gezichtsuitdrukking op. Ze kijkt gefascineerd.

Jij moet zelf een beetje lachen, denk ik verveeld. Waar blijft de directeur nou? Net op het moment dat ik mijn geduld dreig te verliezen vliegt de deur open en staat er een breed geschouderde man in de deuropening. Ik krijg de gewenste tijd niet om naar hem te kijken, want hij verdwijnt snel uit mijn vizier.

Hij wordt gevolgd door iemand anders. Een goed uitziende vrouw. Ze draagt een nette blauwe rok en een witte blouse. Ze houdt een blauwe colbert om haar arm. Haar ogen staan, ondanks de vrolijke kleur, streng. Dan dringt het tot mij door dat zij de directeur is. Ik had al die tijd een man verwacht. Ik zie aan Amanda dat zij hetzelfde dacht.

Voordat ze achter haar bureau gaat zitten wenkt ze naar Amanda dat ze kan vertrekken. Vervolgens gaat ze zitten en vouwt ze haar handen ineen.

'Goede morgen, Eloise Belle L'More,' begint ze glimlachend. Ik staar haar met een dode blik aan. 'Om te beginnen wil ik je bedanken voor je komst.' Alsof ik een keuze had.

'Ik heb vernomen dat je nog steeds niet praat. Ook zie ik in je dossier dat dit de tweede keer is dat je om dezelfde reden bent opgenomen. Het spijt mij voor je verlies.' Het spijt mij ook.

'De vorige keer dat je hier was ben je ontslagen zonder enige vooruitgang te boeken. Echter wil ik dat niet meer hebben. Ik heb daarom ook besloten dat je hier maanden zult blijven, mits je begint te praten en ik verbeteringspunten zie.' Bij deze woorden besef ik meteen waarvoor ik ben uitgenodigd. voor een gesprek. Ze probeert me op de gevolgen van mijn zwijgen te wijzen.

'We weten allemaal dat je super intelligent bent. Gebruik het dan ook. Achter jou staat je nieuwe psychiater. Ik laat jullie zo even alleen voor een kennismakingsgesprek. Hij is de beste die ik tot nu toe voor je kan vinden,' zegt ze starend naar de man die achter mij staat. Ze staat net niet te kwijlen, denk ik met een opgetrokken wenkbrauw.

'Dankjewel, Megan,' klinkt zijn zachte stem. Er kruipt een rilling langs mijn ruggengraat.

De directrice glimlacht breed. Zo streng is ze dus helemaal niet. Ze lijkt te bezwijken onder zijn blik.

'Kunt u ons nu even alleen laten?' vraagt de stem haar. Ik huiver. Ik wil zeggen dat ze mij niet alleen moet laten, maar krijg er geen woord uit. De directrice staat op en verlaat haar eigen kantoor. Zijn voetstappen komen dichterbij en mijn hart bonkt in mijn keel. Snel en onbeheerst.

Eloise BelleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu