Hoofdstuk 10

1.7K 108 3
                                    

Tijdens de lunchpauze komt er een klein meisje – van een jaar of tien – tegenover mij zitten. Haar blonde haren hangen slap over haar schouders. Haar lippen hebben zich tot een streepje gevormd en haar blik is uitdrukkingloos.

Ik schenk haar totaal geen aandacht en kan alleen maar denken aan vanochtend. Aan Aleser' verhaal. Aan zijn stemmingswisselingen. Maar vooral aan zijn onweerstaanbare ogen. Ondanks dat ze altijd zo leeg staan. Ondanks dat hij ze slechts gebruikt om anderen af te schrikken. Ik weet bijna zeker dat daar emoties achter verschuilen. Net als bij mij, maar een schild om ze verborgen te houden heb ik niet meer. Hij nog wel. En zo heeft hij mij op de een of andere manier overgehaald hem te geloven. Ook al vertrouw ik hem voor geen meter.

Maar wat nou als ik hem niet serieus had genomen en het ook daadwerkelijk zou gebeuren? Ik zou dan niet alleen sterven, nee, dan neem ik een hoop mensen met mij mee. Onschuldige patiënten. Onschuldige zusters en misschien zelfs bezoekers. Ook dit kleine meisje tegenover mij zou sterven. Dat mag ik niet laten gebeuren. Wat haar verhaal ook is. De dood zou haar niet op die manier mogen treffen. Niet vanwege mij.

Haar gekuch brengt me bij mijn positieven. Ze staart met samengeknepen ogen naar mijn eten wat onaangeraakt op de tafel ligt. Twee gekookte eieren, een witte toast en cake als toetje. Zo weinig at ik normaal nooit. Maar sinds ik hier zit heb ik geen eetlust meer. Zelfs dit kan ik niet naar binnen werken. Het afwachten op een beslissing van de directrice duurt mij te lang. Ik wil weten wanneer ik weg mag.

'Waarom eet je dat niet op?' vraagt ze mij verward. Haar ogen rusten op het cakeje. Met moeite onderdruk ik een glimlach.

'Ik heb niet zoveel trek. Wil je het cakeje hebben?' Haar ogen lichten meteen op.

'Heel graag,' zegt ze zo lief dat er toch ook een glimlach op mijn gelaat verschijnt. Het voelt goed om weer eens te lachen.

'Ik mag een week lang geen toetjes meer. Ze zeggen dat ik het moet verdienen.' Haar lippen krullen omlaag. Ze kijkt verdrietig.

'Dat is niet erg. Je kunt elke pauze bij me komen zitten en dan mag je mijn toetjes wel hebben,' stel ik voor. Hiermee tover ik een glimlach van oor tot oor op haar gezicht. Ze klapt blij in haar handjes.

'Dankjewel!' roept ze enthousiast.

'Wat is jouw naam?'

'Rosalie. En hoe heet jij?' Ze heeft een mooie naam. Wat doet een jong meisje op de volwassenen afdeling? Ze hoort hier niet te zitten tussen al die grote mensen. Zelfs ik voel mij te klein.

'Ik ben Eloise Belle. Maar je kunt mij Eloise of Belle noemen.'

'Je hebt een mooie zeldzame naam,' zegt ze. Rosalie komt erg volwassen over. Haar manier van praten past niet bij een jong meisje.

'Hoe oud ben je?' vraag ik haar geïnteresseerd. 'Ik ben elf jaar en jij?' Ik glimlach. Bijna goed. 'Negentien.'

Terwijl ze het cakeje achterover slaat kijkt ze naar het vervuilde verband om mijn hand.

'Hoe kom je daaraan?' 'Een lang verhaal. Maar het verband mag er bijna af. Ik heb geen pijn meer,' zeg ik kort. Wat moet ik anders zeggen? Ik was ontvoert en ben aan een bed vast geboeid. Daarna heb ik mezelf los gekregen door mijn duim te breken? Zulke woorden zouden haar misschien afschrikken. Net wanneer ik iemand heb gevonden om mee te praten in deze verschrikkelijke ruimte.

Haar gezichtsuitdrukking verandert. Ze kijkt bang over mijn schouder. Ik volg haar blik en kom oog in oog te staan met een stevige vrouw. Ze is misschien wel drie koppen langer dan ik. Haar ogen staren moordend naar Rosalie wiens gezicht witjes ziet.

'Wie is dat?' vraag ik haar verbijsterd over de manier waarop de vrouw kijkt. Rosalie blikt bang in mijn ogen. 'Dat is mijn kamergenoot. Ik heb haar geweigerd iets te doen en nu wilt ze mij...' We worden onderbroken door luidde geschreeuw. Ik kijk verschrikt naar achteren en zie hoe de vrouw op ons afstormt.

....

Eloise BelleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu