Wat voorafging....
Noussair blikt onderzoekend in mijn ogen. Hij trekt zijn wenkbrauwen op. 'Je weet het niet?' Ik schud mijn hoofd. Ik weet wie "haar" is. De prinses, het kan niet anders. Maar wat moet ze van me? Hij pakt rustig mijn hand vast en trekt me mee naar de - met rozen bezaaide - graf. Hij raakt de spierwitte grafsteen aan.
'Dit is Amber-Lunah Amirmoesz,' begint hij glimlachend. Hij trekt zijn hand terug en raapt een rode roos van de grond. 'de prinses van Abu Dhabi,' vervolgt hij slikkend. Ik rol met mijn ogen.
'Dus?' Hij bijt op zijn onderlip.
'Lieve Eloise Belle, Amber-Lunah Amirzmoesz was jouw moeder.'
...
Amber-Lunah Amirmoesz is jouw moeder, Eloise. Zelfs mijn onderbewustzijn probeert me uit mijn trance te halen. Ik weet niet hoe laat het is, maar het voelt alsof we al een paar uur verder zijn. Zonder te knipperen blijf ik Noussair met lege ogen aanstaren. Er gaat niks door me heen. Geen verwarring. Geen verdriet. Helemaal niks. Alsof ik alle gevoelens heb uitgeschakeld. Alsof ik zijn woorden onmiddellijk in mijn... mijn denkbeeldige zwarte doos heb gestopt. Betekent dit dat ik hem dan eindelijk terug heb? Dat de muur tussen mij en anderen dan eindelijk hersteld is? Dat ik mijn emoties weer kan uitschakelen?
'Zeg iets,' fluistert Noussair nerveus. Ik haal mijn schouders op.
'We moeten Aleser terughalen,' spreek ik emotieloos. Het klopt, de denkbeeldige muur is echt hersteld. De doos is echt terug. Maar plotseling flitst mijn hele leven voor mijn ogen. Mijn onderbewustzijn doet zo haar best om zijn woorden niet voor eens en altijd weg te stoppen. Ze neemt het tegen mij op.
Ik zie hoe Danny me troostte omdat ik weer eens moest huilen om mijn rood haar. Om de verschillen die hij en ik hadden. Hij moest me altijd influisteren dat mijn rood haar me juist bijzonder maakt en we wel degelijk op elkaar leken. Maar ik wist beter. Hij leek onwijs veel op mijn ouders. Hij had de donkerblauwe ogen van vader, en de prachtige lippen van moeder. En ik? Ik heb helemaal niks van hun meegekregen. Niet eens een trekje wat men aan hun doet denken. Ik schud mijn hoofd in gedachten. Ik weiger te geloven dat Noussair gelijk heeft. Dat Danny en ik geen bloedverwanten zijn. Dat mijn ouders al deze jaar tegen me hebben gelogen. Dat Aleser dit nieuws zolang voor mij verzweeg. Ik sluit mijn ogen, stopt zijn woorden in de denkbeeldige doos en gooi die vervolgens in een diepe gat. Zand erover en klaar.
'Maar...' 'Geen gemaar,' onderbreek ik hem snel. 'Ik wil er niks over horen. Laten we gewoon een plan opstellen om Aleser te halen of anders ga ik alleen.' Hij grijnst en haalt vervolgens zijn schouders op. Zo praat je niet tegen een prins. Ik snuif. 'Dus? Heb je al een idee?' vraag ik hem nieuwsgierig. We worden onderbroken door Radiel wiens gezicht wit is weggetrokken. Hij fluistert iets in Noussair' oor en aan zijn blik is te zien dat er iets goed mis is. Noussair knikt.
'Wat is er?'
'Mijn vader heeft Aleser,' begint hij. Zijn stem klinkt erg kalm. Té kalm. Ik kan de angst van zijn gezicht aflezen.
'Wat is er?' vraag ik nogmaals. Hij slaakt een diepe zucht.
'Als jij je binnen vierentwintig uur niet overgeeft zullen ze hem vermoorden.' Ik zie hoe Radiel hem scheef aankijkt.
'Oké,' fluister ik. Ik ben al blij dat hij nog leeft. 'Breng me dan maar naar hem toe.' Noussair schudt zijn hoofd.
'Dat is geen optie,' zegt hij. Zijn ogen zoeken de mijne op. 'We zullen een plan bedenken om hem daar weg te krijgen. Jij zult alleen geen deel uitmaken van dat plan.'
'Luister goed, Noussair. Zonder mij is er helemaal geen plan. De koning heeft mij nodig om te geloven dat niemand zal aanvallen. Ik zal hem...' Ik kan hem niet vertellen dat ik van plan ben om zijn vader te doden. De koning vermoorden betekent ook gelijk mijn ondergang. Maar liever dat dan dat hij mijn hele familie afslacht.
'Ik zal hem bezig houden terwijl jouw mannen het paleis doorzoeken. Aleser zal nooit dichtbij de koning zijn en ik weet zeker dat hij wordt bewaakt. Zo kunnen jouw mannen hem op tijd eruit krijgen,' leg ik hem mijn plan uit.
'Geen sprake van. Mijn vader zal jouw vermoorden,' schreeuwt hij hoofdschuddend. 'Niet als ik gewapend ben?' fluister ik. Hij trekt zijn wenkbrauwen op. 'Als ik de koning onder schot houd zal niemand schieten. En dan hebben jullie genoeg tijd om chaos te creëren en me daaruit te krijgen.' Noussair lacht vreugdeloos.
'Je komt nooit in zijn buurt met een vuurwapen. Ze zullen je op alles controleren,' zegt hij. Ik knik.
'Dat weet ik en daar komt één van jouw mannen goed van pas,' zeg ik terwijl mijn ogen de man in de verte opzoeken. Hij draagt net als Radiel een zwarte pak.
'Hij zal dan al in het paleis zijn en zich voordoen als iemand die mij heeft binnen gehaald. En nadat ze me gefouilleerd hebben kan hij me een vuurwapen toeschuiven. Zo kan de koning het nooit verwachten.' Hij lijkt onder de indruk. Maar zijn gezichtsuitdrukking spreekt boekdelen. Hij maakt zich zorgen, vraagt zich af wie als eerst de trekker zal overhalen.
'Ik zal niet schieten, Noussair,' verzeker ik hem. Ik zal wel schieten. Ik zal hem meenemen in mijn ondergang.
Hij knikt. 'Mannen,' roept hij terwijl hij de andere kant op kijkt. Ik volg zijn ogen en kijk verschrikt naar Jack en Karam die dichterbij komen. Wat doen zij hier? Wat doet Jack hier?
'Bedankt voor jullie komst,' begint Noussair. Ik zie hoe een grote groep tussen de bomen verschijnt en doe een stap achteruit. Jack glimlacht naar me en knikt geruststellend. De grote groep mannen gaan allemaal achter Jack en Karam staan.
Noussair recht zijn rug en pakt mijn hand vast. Ik kijk zenuwachtig naar hem op. Ik heb hem nog nooit zo serieus gezien.
'We hebben minder dan vierentwintig uur om met een strak plan te komen. Eloise heeft al een idee. Karam en zijn mannen zullen terug naar het paleis gaan om Redouan' team in de gaten te houden en de rest blijft hier bij ons. Laten we aan de slag gaan,' roept hij. Ik blik geschrokken op Jack, maar hij lijkt helemaal niet onder de indruk bij het horen van mijn echte naam. Wist hij al die tijd wie ik echt ben?
Laten we aan de slag gaan.
JE LEEST
Eloise Belle
FantasyProloog ... De Koning kantelde zijn hoofd opzij en keek met een glasharde blik naar de samengestelde teams. Hij was ziedend. Na al die jaren was dit niet het moment om erachter te komen dat ze nog leeft. De Prinses had hem een belofte gedaan. Ze zou...