Hoofdstuk 14.1

1.6K 104 5
                                    

'Dit is het laatste vertrek,' roept Ines vrolijk. Ik kijk haar met een opgetrokken wenkbrauw aan. Dat ze niet moe is van het lopen. Ik wist niet dat een huis me zo vermoeid kon krijgen.

Het is zo gigantisch en mooi. Ik heb mijn ogen echt uitgekeken. Dit ben ik niet gewend. De appartementen en eengezinshuizen in Manhattan stellen vergeleken met dit huis niks voor. Het is net alsof het uit een sprookjesverhaal is gerukt.

Ze pakt mijn hand vast en trekt me de kamer in. Mijn ogen sperren zich wagenwijd open. De combinatie van crèmekleurige meubels, afgewerkt met gouden rand doet mijn hart smelten. En dan nog die felroze decoratie. Ik staar bewonderend om me heen. Ines schiet in de lach.

'Je ogen glinsteren, Katharina. Dat kan maar een ding betekenen,' glimlacht ze. Ik kijk haar slechts met open mond aan. 'Dit is tot nu toe je lievelingskamer,' vervolgt ze. Ik knik hevig.

'Dat is het zeker. Wow. Wiens slaapkamer is dit?' vraag ik haar nieuwsgierig. In de tussentijd loop ik naar het bed en raak de gouden rand aan. Is het echt goud? Degene die hier slaapt heeft in ieder geval erg haar best gedaan om het op een prinsessenkamer te doen lijken. Wat haar belachelijk goed is gelukt. Het is nog mooier dan dat.

'Dit is jouw vertrek, Katharina,' zegt ze. Ik draai me met nog grotere ogen naar haar om. Hoorde ik dat goed?

'Wat?' piep ik, zoekend naar bevestiging.

'Vanaf vandaag slaap jij hier. Vlak naast mijn vertrek. Is dat niet geweldig?' Ik laat de woorden even tot me doordringen. Wordt dit mijn slaapkamer? Is deze enorme ruimte van mij? Is de prachtige kaptafel van mij? Dit kan niet waar zijn.

'Wat?' herhaal ik ongelovig.

'Je moet eens je nieuwe kleding bekijken,' zegt ze enthousiast en schuift twee deuren opzij. Ik loop haar achterna en staar wederom met open mond naar hetgeen wat ik zie. Ik kijk recht in een goed gevulde inloopkast. Aan de linkerkant zie ik een hoop onderkledij en aan de rechterkant bovenkledij. En de schoenen. De schoenen...

'Hoe? Wat? Maar..' haper ik. De woorden weigeren uitgesproken te worden. 'Bedankt,' zeg ik uiteindelijk. 'Kijk niet zo serieus, Katharina. Je maakt me nerveus,' lacht ze. Ik lach nerveus met haar mee. 'Ik ben trouwens niet degene die je moet bedanken. Bedank Aleser' hulpjes maar.' Aleser? Wat heeft hij hiermee te maken?

'Aleser?'

'Ja, Aleser, die ongelofelijke lekker ding,' grijnst ze breed. Ik moet even zitten en loop terug naar het bed. 'Hij heeft het je niet verteld?'

'Hij heeft mij niks verteld, nee.'

'Hoezo niet?' Ik slaak een diepe zucht en haal mijn schouders op. 'Ik weet het niet,' fluister ik. Ik voel me erg ongemakkelijk worden.

'Is hij hier geweest?' vraag ik haar.

'Ja,' knikt ze. 'Hij is hier een paar maanden geleden geweest en heeft wekenlang aan het vertrek gewerkt. Mijn vriendinnen waren in die weken niet weg te slaan. Ze vonden hem zo interessant en mysterieus,' grinnikt ze.

'O,' is het enige wat ik kan uitbrengen. Hij wist dus al maandenlang dat ik hier zou verblijven? Hij wist al die tijd al dat we mijn dood in scene zouden zetten? Of was dit zijn plan B? Dit betekent dat hij mij al een tijdje kent, maar hoe? Ik heb hem nog nooit eerder gezien. Nog nooit.

'Wat is er?' vraagt ze me bezorgt. Ik herpak me en glimlach gemaakt.

'Niks,' lieg ik. Ze komt naast me op het bed zitten. 'Je hoeft voor mij niet je emoties te verbergen, Katharina. Ik zie dat er iets met je is.' Ik kijk haar scheef aan. We hebben elkaar net ontmoet en zij beweert me al te kennen? Echt niet.

'Nogmaals, er is niets. Maak je maar geen zorgen. Ik ben alleen een beetje moe.'

'Hmm,' gromt ze zachtjes.

Ik voel me plotseling eenzaam, in de steek gelaten en verlang naar de glimlach van mijn moeder. Ik ben hier slechts een halve dag en mis ze nu al ontzettend. En Aleser.. Ik zie hem misschien nooit meer terug. Ik slik, waarna ik mijn verstand op nul zet.

'Laten we gaan. Je moeder verwacht ons voor het ontbijt.'

'Daar zijn jullie. Ik vroeg me al af waar jullie bleven,' mompelt Sahar. Ze wijst naar een van de stoelen op het terras. Ik kijk naar de twee heren die al aan tafel zitten. Eentje daarvan is Aniss die strak terug kijkt. De oudere man staat recht.

'Welkom in Abu Dhabi, Katharina. Ik ben Abdullah Rahmoune,' stelt hij zichzelf vriendelijk voor.

'Bedankt dat ik bij jullie mag verblijven,' glimlach ik gemeend. Hij knikt en laat zichzelf weer zakken. Ik neem plaats tegenover Aniss. Hij houd mij continu in de gaten. Ik krijg het er warm van.

Iedereen begint te eten. Ik smeer een bruine boterham en leg er een plakje kaas op. Terwijl ik dit doe voel ik Aniss' ogen in mijn gezicht prikken. Wat is zijn probleem, denk ik gefrustreerd. Hierdoor krijg ik niks door mijn keel. Ik houd er niet van als mensen naar me staren terwijl ik eet. Ik word er zenuwachtig van.

'Ik heb geen honger,' zegt hij met een zware stem en staat op. Hij excuseert zich en loopt weg.

Ines kijkt hem scheef na.'Wat heeft hij vandaag?' vraagt ze aan haar moeder. Sahar kijkt mij spijtig aan. 'Hij moet nog aan het idee wennen dat we er een familielid bij hebben,' legt ze de nadruk op familielid.

'Dat is begrijpelijk,' fluister ik.

'Maak je geen zorgen. Hij zal zich snel gaan gedragen,' zegt Abdullah streng.

Na het stille ontbijt vertrek ik naar mijn nieuwe slaapkamer. Onderweg denk ik terug aan de afgelopen dagen. De ontvoering. De bevrijding. De inrichting. Mijn dood. Het nieuws. Mijn nieuwe naam. Ik besef me ineens hoeveel dit wel niet is geweest. Hoe snel mijn oude leven voorbij is.

'Katharina Patrior,' haalt een zware stem me uit mijn gedachten.

Eloise BelleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu