Hoofdstuk 17.2

1.5K 119 6
                                    

'De Sultana,' gilt de vrouw die voorheen stond te huilen bij het graf iets verderop. Ze tikt de oudere vrouw aan en samen gaan ze een stukje door hun knieën. Ik kijk ze scheef aan. De Sultana? Wat betekent dat in hemelsnaam?

Noussair schraapt zijn keel. Wat doet hij hier? Is hij me gevolgd? Wilt hij me ontvoeren? Er gaan allerlei scenario' door mijn hoofd, en allemaal eindigen ze in een donkere auto. Alweer geblinddoekt en alleen. Ik bal mijn handen tot vuisten en houd angstig mijn adem in. Ik sta klaar om aan te vallen.

'Wat doe jij hier?' weergalmt de onverwachte stem van Lydia door de begraafplaats. Ik draai me in een ruk om en kom oog in oog te staan met heel wat verbaasde ogen. Ik kijk van Noussair naar Lydia en laat mijn ogen dan afdwalen naar een oudere vrouw. Haar bruine ogen staan streng. Ze vraagt zich vast af wie ik ben en wat ik hier doe.

'Wat ik hier doe? Wat doen jullie hier?' roep ik iets harder dan dat nodig was. Ik word nerveus van het idee dat de vijf mannen achter hen mij elke moment kunnen wegdragen. Lydia wilt wat zeggen, maar Noussair houdt haar tegen. Hij kijkt grijnzend op me neer.

'Wij stellen hier de vragen.' Ik trek een wenkbrauw op. Pardon? Dit hele gebeuren lijkt hem goed te amuseren, in tegenstelling tot de andere twee. Zij kijken me nog steeds even verbaasd aan. Lydia lijkt het zelfs benauwd te krijgen van mijn aanwezigheid. Wat mankeert haar?

Ik overweeg om wederom weg te rennen. Gewoon zomaar, zonder een woord te zeggen. Maar dan zouden de beveiligers mij gegarandeerd tegenhouden. Dit keer is er geen ontkomen aan.

'Ik weet eerlijk gezegd ook niet hoe ik hier ben beland,' geef ik eerlijk toe. Ik staar beschaamd naar de grond. Ik voel Noussair gewoon lachen. Hij weet natuurlijk heel goed hoe ik hier terecht ben gekomen.

'Het is dus pure toeval dat jij voor het graf van onze tante staat?' brengt Lydia argwanend in. Ik draai me verbijsterd naar het graf om en wijs er vol ongeloof naar.

'Hier ligt jullie tante begraven?' piep ik. Dat verklaart natuurlijk de enorme grafsteen. En de gouden tinten. En zelfs de rozen. En dat verklaart ook waarom ik Noussair in het bos ben tegengekomen. Hij was op weg naar zijn tante.

'Dat klopt,' zegt de vrouw. Ze is gekleed in een fluwelen jurk wat blauw van kleur is. Daar overheen draagt ze een lange zwarte jas. Als ik in haar ogen kijk zie ik dezelfde ijskoude blik als wat ik altijd in Aleser' ogen zag. Ze straalt macht uit. En niet zo'n beetje ook.

'Het spijt me, mevrouw. Het was niet mijn bedoeling om hier te komen. Ik was er toch en werd gewoon aangetrokken door de mooie grafsteen,' besluit ik maar te zeggen. Het is in ieder geval niet gelogen. Althans niet helemaal. Ik werd echt aangetrokken door de grafsteen, maar ik heb daar geen spijt van. Haar ogen worden plotseling groter. Ze fronst en lijkt onder de indruk. Verrast. Ik kijk niet-begrijpend terug.

'Mevrouw? Ik ben nog nooit mevrouw genoemd,' roept ze luid. Ik deins geschrokken achteruit en stap per ongeluk op een van de rozen. De vrouw kijkt met vuurspuwende ogen omlaag.

'Moeder,' prevelt Noussair geïrriteerd. Hij gaat dichter bij zijn moeder staan en pakt haar arm vast.

'Ze is nieuw,' fluistert hij. Hoe weet hij dat nou? En wat is het probleem hier?

'Luister eens jongedame, ik ben de Sultana van Abu Dhabi. Ik ben jouw Koningin,' haar stem klinkt rauwer. Het woord mevrouw heeft haar zo te zien echt geraakt?

'O,' zeg ik geschrokken. 'Het spijt me, mevrouw de Koningin,' stotter ik. Ik sla onmiddellijk een hand voor mijn mond. Noussair barst in lachen uit.

'Mevrouw de Koningin,' lacht hij hardop. De Koningin kijkt hem met een rood aangelopen hoofd aan. Ze is woedend. Ik besluit te doen wat de vrouwen daarstraks deden en ga een stukje door mijn knieën. In mijn vieze jumpsuit ziet het er niet uit. Noussair lacht nog harder. Zelfs Lydia moet ervan lachen. Het rood stijgt naar mijn hoofd. God, wat maken zij het me moeilijk.

'Ik ga dan maar weer,' fluister ik schor. Ze zeggen niks en staren me slechts aan. Ik maak me uit de voeten en haal opgelucht adem als ik de vijf beveiligers voorbij ben gelopen.

'Wacht,' roept Lydia. Ze snelt naar me toe. 'Ik probeer Aniss en Ines al een tijdje te bereiken, maar ze reageren niet op mijn berichten. Kun je ze doorgeven dat ik ze uitnodig voor het gemaskerde bal? Hier heb je de uitnodigingskaarten, alleen zo komen ze binnen. Hij vindt over drie dagen plaats,' overhandigd ze me een envelop wat ze uit haar handtas haalt. Ik knik verlamd. Ze blijft nog even staan. 'Jij bent ook van harte welkom,' vervolgt ze daarna. Ze glimlacht breed. Ik knik nogmaals en draai me van haar om.

Als ik volledig uit hun zicht ben zoek ik steun bij de dichtstbijzijnde boom. Ik ga er tegen aan leunen en kan eindelijk normaal adem halen. Mijn hart gaat razend tekeer. De Prinses is hun tante? De tante van Lydia? Ik begrijp er niks van. Was dat de Prinses waar Aleser het over had?

Ik grist verward naar het mobiel wat Jack me heeft gegeven en ga opzoek naar zijn nummer. Hij neemt gelijk op.

'Kun je me alsjeblieft komen ophalen? Ik ben het hier zat,' fluister ik.

'Waar sta je?' vraagt hij me. Ik kijk om me heen en haal mijn schouders op. Waar is die verdomde uitgang?

'Ik heb geen idee.' Hij grinnikt.

'Ik zal je wel vinden. Blijf waar je bent,' beveelt hij. Hij hangt op.

Ik laat mezelf op de grond glijden en trek mijn benen op. Mijn hoofd zit vol vragen. Vragen die nog altijd onbeantwoord blijven. Ik kijk strak voor me uit. Was Aleser er maar. Hij is de enige die ze kan beantwoorden. Hij is de enige bij wie ik me nu veilig zou voelen.

Zou hij hier echt zijn? Waarom zou ik hem anders zien? Maar hij zou toch wel de tijd nemen om me op te zoeken? Ik word gek van al die beelden. Van Aleser die ik telkens zie opdoemen wanneer ik op het punt sta om iets te doen waar hij gevaar in zou zien. Wacht eens even... Er is slechts een manier om erachter te komen of hij daadwerkelijk in de buurt is. Alhoewel dat absurd klinkt.

Ik zal naar de gemaskerde bal gaan. Als Aleser hier echt is en hij elke stap die ik zet na gaat, dan verschijnt hij wel op het gemaskerde bal. Er is vast een reden waarom zij mij bij de Koninklijke familie uit de buurt houden. Ze schijnen iets tegen mij te hebben. Aleser zal hier duidelijk enorme gevaar in zien. Door mezelf in gevaar te brengen trek ik onmiddellijk zijn aandacht, dat kan niet anders. Hij zal daar verschijnen. En dit keer laat ik hem niet zomaar gaan. 


Eloise BelleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu