Zakaria keek diep in de ogen van Rachida. Een pijnlijke steek ging er door zijn voet. Even kneep hij zijn ogen fijn. "Zakaria, gaat het?" vroeg Rachida overduidelijk bezorgd. Haar bezorgdheid was geen act of een smoes om hem weg te krijgen. Ze maakte zich bezorgd om hem, altijd. Diep in haar hart wist ze waarom.
Zoals het was gekomen was de steek weer weg. Zakaria leunde meer naar voren. "Het is over, blondje." Hij leunde met zijn hoofd tegen de hare en sloot even zijn ogen. Hij opende het weer snel. Ze las verlangen in haar ogen waardoor ze bloosde. Het was een troost voor haar, ook zij verlangde naar hem.
"Ik wil een kus van je," zei Zakaria. Zijn hoofd was nog steeds altijd tegen de hare. "Nee." Zakaria grijnsde. Hij wist dat ze zo zou reageren. "Jawel schoonheid, en of ik een kus van jou krijg," fluisterde hij tegen haar lippen. Zijn ogen leken verstrikt te raken bij haar mond. "Ik wil het niet, zak."
Hij hoorde haar niet. Althans hij was bezig met een observatie van haar lippen. Lippen die hem leken te uitdagen. "Zakaria," zei ze zachtjes. Zakaria keek op in haar ogen. "Rachida," zei hij zachtjes. Het volgende moment waren zijn lippen op de hare. Het was een zachte uitdagende druk van lip tot lip.
Rachida stribbelde niet tegen en al gauw kuste Zakaria hem met al zijn verlangen. Hij verlangde naar haar. Daar kon hij niet omheen draaien. Hij had misschien geen gevoelens voor de schoonheid, maar nee, hij wist het zeker. Hij voelde niks voor haar. Misschien aantrekkingskracht.
Alleen dat erkende hij dat. Ze sloeg haar armen om zijn nek. Een diepe grom kwam uit zijn keel. Het was een diepe donkere en ongeduldige grom. Langzaam eindigde hun kus en opende ze hun ogen. Zijn adem klonk hortend en stotend. Hij glimlachte. Zij bloosde. Weer leunde hij met zijn hoofd tegen de hare.
"Je bent beeldschoon, blondje." Hij streek teder over haar wangen. Ze verbaasde keer op keer dat een man zoals Zakaria Tahir veel tederheid in zich had. Meer dan dat ze had verwacht. Met de dezelfde tederheid keek hij op haar neer. Zijn woorden speelden rol in haar hoofd. Ze dacht weer aan zijn woorden.
Maar zijn tederheid speelde rol in het hart dat had verloren. Ze keek naar hem op. Ja, ze durfde het te erkennen. Ze voelde iets voor hem. Dat wist ze al. Het was meer dan verliefdheid. De manier waarop hij lachte. Hoe zijn kuiltjes tevoorschijn kwamen. Zijn denkrimpel. Zijn gesloten blik die mensen liet denken dat hij hard en koel was.
Zijn tedere blik dat eigenlijk de tegendeel bewees. Rachida zuchtte zachtjes uit. Haar hart deed pijn voor hem. Voor haar. Ze wist dat er nooit iets zou bloeien tussen hen. Ze sloot haar ogen en genoot van het moment. Beter iets dan niets, dacht ze. "Rachida, wat is er aan de hand?" vroeg Zakaria zachtjes.
Hij veegde haar traan weg die langzaam haar weg vond naar haar mondhoeken. Onbewust had ze een traan vrijgelaten. "Er is niks, Zakaria. Ik moet gaan." Ze probeerde zich uit zijn greep te wringen, wat niet mocht baten. "Rachida, vertel me wat er aan de hand is, nu." Hij klonk boos maar ook weer oprecht bezorgd.
"De ene keer kus je me, terwijl je hebt duidelijk gemaakt dat er niks gaande is tussen ons!" riep ze uit. Ze sloot snel haar mond weer. Ze had het onbewust uitgefloept. Ze vervloekte zichzelf in de stilte. Wat een flapuit was ze toch. Zakaria was even sprakeloos. Maar zijn blik hield de hare gevangen.
"Wat wilde je dan dat ik zei?" "Ik weet het niet," zei Rachida zachtjes. Ze wilde alleen zijn. "Zakaria, laat me gaan. Ik wil gaan." Zakaria liet haar langzaam los, wetend dat het geen goede zet was om haar te laten gaan. "Rachida, het spijt me als ik je hebt gekwetst." Rachida zei niks en liep naar de deur. "Het maakt niet uit."
"Jawel," kaatste Zakaria gelijk terug. "Het maakt wel wat uit. Het maakt mij uit wat jij denkt en voelt," zei hij naar de waarheid. "Ik wil je geen pijn doen door mijn daden en woorden." "Waarom boeit het jou dan? Waarom boei ik jou?" vroeg ze. Ze wilde dolgraag horen dat hij gevoelens koesterde voor haar.
Maar de tegendeel was waar. Weer een steek in het gekneusde hart. "Ik snap het." Ze deed snel de deur open en sloot het weer achter haar dicht. Het was haar eigen schuld. Ze moest zo nodig verliefd worden op Zakaria. Ze geloofde er niet in. In 'liefde'. Maar nu, bewees de liefde die ze voor Zakaria koesterde, de tegendeel.
Zakaria keek een tijdje naar de gesloten deur. Had hij het verkeerd aangepakt? Ja, zei hij daarna tegen zichzelf in de stilte. Hij wist dat hij het verkeerd had aangepakt. Maar wat moest hij zeggen? Verdomme, de vrouw maakte hem onwetend. Hij wist niet hoe hij het moest handelen.
Met zijn gebalde vuist sloeg hij tegen de muur en leunde met zijn voorhoofd tegen de muur. Hij wilde niemand kwetsen. Rachida al helemaal niet. Ze had hem met een vreemde blik aangekeken. Oftewel een blik dat hij niet kon ontraadselen. Hij wilde het niet. Niet na wat er met Ghizlane was gebeurd.
Was hij bang? Was hij bang dat hij weer zijn hart zou verliezen? Was hij bang dat hij gevoelens zou erkennen dat hem zou laten schrikken? Gevoelens dat een boel duidelijker zou maken. Hij keek naar zijn horloge. Over een uur begon zijn vergadering. Hij vroeg zichzelf af of hij nog zijn hoofd bij de vergadering zou houden. Hij zuchtte zijn frustratie met een diepe kreun uit.