Zakaria lachte vreugdeloos na zijn woorden. "Correctie: wat ik wilde. Je hebt het al gehad, dus wat moet je nog, El Getabi?" Het was stil. Een pijnlijke stilte was het. "Ja, ik had wat ik wilde. Maar nog steeds geef ik het niet op, Tahir."
Zakaria leunde tegen zijn bureau en lachte weer vreugdeloos. Zonder humor. Zonder een emotie. Alleen een lachje.
"Doe wat je niet laten kunt, Illias. Je kan weer gaan." Illias keek Zakaria boos aan. Zijn bruine ogen spuwden vuur. "Was dit de enige wat je wilde zeggen? 'Doe wat je niet laten kunt' Was dat het? Ik heb hier tegen een muur zitten praten. Ik ga niet weg."
Zakaria keek hem verveeld aan. "Wat wil je dan? Een afscheidskus?" vroeg hij sarcastisch.nDe wangen van Illias werden door boosheid rood. Zakaria lachte weer.
"Ga je blozen?" "Ha ha, wat grappig allemaal, Tahir. Jouw tijd komt nog." "Wat wil je nog meer dan?" vroeg Zakaria terwijl hij boos naar Illias liep. "Je hebt Ghizlane al afgepakt. Wat moet je nog meer?" vroeg hij met samengeknepen ogen aan de man die hij niet mag. Maar wel, mocht.
Hij keek boos naar Illias terwijl hij weer aan de oude tijden dacht. "Jíj hebt het verpest, Tahir! Niet ik!" riep Illias El Getabi boos uit naar Zakaria Tahir. "Vind je?" zei Zakaria. "Je klinkt nu als een wijf. Je moet nog alleen huilen, El Getabi"
Illias gooide uit onmacht zijn handen in de lucht. "Jij moest niet aan Zainab zitten!" siste Illias boos. Zakaria rolde geïrriteerd met zijn ogen.
"Ik heb nooit aan haar gezeten. Zij zat aan mij. Een grote verschil, vind je niet?" klonk Zakaria cynisch. Illias keek hem hoofdschuddend aan. "Nee. Je kon haar stoppen. Je kon het tegenhouden! Jij zat ook aan haar!" riep hij uit. Het leek alsof ze beiden nu pas, na jaren weer over hun gevoelens konden praten. Wat deels ook waar was.
"Ik was 17 Illias! 17! Zij zat aan mij, zoals ik het al eerder heb gezegd. En dan, alsnog? Jij was 17 en zij 16. Dacht je dus werkelijk dat jullie een toekomst zouden bouwen?" Zakaria begon vreugdeloos te lachen en schudde zijn hoofd.
"Als je dat dacht, dan weet ik het ook niet meer. We waren nooit serieus. Noch jij noch ik. En dan, damn, mijn beste vriend Illias is verliefd. Op een meisje van 16."
Illias luisterde stilzwijgend terwijl de woorden langzaam hem doordrongen. Het zou hem moeten irriteren dat hij hem de les voorlas, maar Zakaria had gelijk. En dit gaf hij toe. Aan zich zelf. Maar hij luisterde en deed er niet veel mee.
"En weet je, Illias," zei hij merkend dat dit één van de weinige momenten is dat Zakaria hem Illias noemt. "Jij verloor jezelf. En mij. Ga nu maar weg."
Illias schudt zijn hoofd. "Dat is geen reden. Maar een smoes." Zakaria keek hem arrogant aan. "Denk je? Jij kan niet tegen de waarheid. Geef zelf is toe, dacht je ooit aan een serieuze relatie op je 17e? Jij wist niet eens wat serieus was, man." Ja, Illias gaf het toe. Maar niet aan hem. Aan zichzelf. Want Zakaria wist wat het antwoord was.
"Je hebt gehoord wat je wilde horen, Illias. Nu eruit. Of ik zorg daar voor," dreigde Zakaria. Illias keek hem slechts aan. "Jammer." Dat was zijn woord en hij liep het kantoor van Zakaria uit. Hij was te hard tegen hem. Ook hij dacht zo. Hij woelde door zijn haren en pakte zijn telefoon.
Hij miste zijn moeder. Haar stem, had hij gemist. Haar welzijn, had hij gemist. Kortom; haar persoonlijkheid, had hij gemist.
"Salaam alaikoum a yemma. Kolchi mli7? (alles goed)" vroeg Zakaria nadat zijn moeder had opgenomen. "Walaikoum salaam lieverd! Alhamdulillah! Waarom bel jij me nu pas?" vroeg zijn moeder zogenaamd boos. Zakaria lachte.
"Ik had het druk, moeder." "Bla bla bla, elke keer weer hetzelfde smoesjes. Heb je geen eens tijd voor je moeder, Zakaria?" vroeg ze. Zakaria schaamde zich en dacht voorzichtig na over zijn volgende woorden.
"Natuurlijk wel moeder, maar ik had het druk. Sorry. Ik zal u voortaan vaker bellen. Hoe gaat het thuis?" vroeg hij om de onderwerp te veranderen. Zijn moeder begon te lachen.
"Maakt niet uit mijn zoon. Ik dolde maar wat met je. En heeft mijn zoon al iemand op zijn oog?" vroeg ze nieuwsgierig. Zakaria keek uit het raam en gek genoeg, dacht hij aan Rachida.