~Hoofdstuk 45.~

3K 222 228
                                    

A/N: Oké cupcakes, ik heb mijn best gedaan voor beide Teams. PLEASE DON'T KILL ME~~

Voor enkele tellen was ik sprakeloos. 'Wat doe je hier?' vroeg ik vol afkeer. 

'Amara, alsjeblieft... praat zachter. De hele buurt hoeft ons niet te horen.' zei hij fronsend. Langzaam deed hij de deur achter zich dicht, waardoor ik 'Hé!' uitriep. 'Doe die deur weer open. Loop weg. Laat me met rust. Donder. Op!' schreeuwde ik.

Hij keek alsof ik hem zojuist een klap in zijn gezicht had gegeven. 'Hier ben ik niet voor gekomen, Amara.' mompelde hij, terwijl hij een stap naar me toe deed. 'Noem mijn naam niet! Ga weg! Ik wil niet dat je hier bent,' snauwde ik, terwijl ik in een verdedigende stand ging staan.  

'Ik ga alleen weg met jou.' Zijn ogen keken me dwingend aan. 'Je hebt je vakantie gehad. Het is tijd om terug te gaan, om alles op te lossen.' 

Hoe bedoelde hij oplossen? Bedoelde hij... dat het tijd was dat Mara en ik weer één werden? 

Hij nam nog een stap naar me toe. 'Kom niet dichterbij!' snauwde ik. Hij luisterde alwéér niet naar me. Als hij het zo wilde spelen...

'Dit is mijn laatste waarschuwing: blijf staan.' Hij keek me met toegeknepen ogen aan. 'Anders wat? Wat ben je van plan, Amara? Denk maar niet dat je nog een keer kunt ontsnappen.' Hij kwam dichterbij.

Snel maakte ik een beslissing: dan maar vluchten. Hij wist al waar ik woonde, dus moest ik zelf weg komen. 

Ik greep snel mijn jas en tas vast, al het belangrijke zat daarin. Zonder er nog over te twijfelen duwde ik hem uit de weg, sprintte naar de deur en rende de trappen met haastige stappen af. 'Amara!' hoorde ik hem schreeuwen. Sorry Rafaël, ik was al een nieuw leven begonnen...

Aan het eind van de portiek, waar de uitgang was, stond Owen. Nee... ik moest weten dat hij niet alleen was gekomen! Ik merkte hem te laat op om nog te stoppen met rennen. Met grote ogen wist hij me op tijd op te vangen. 

Zijn omhelzing voelde fijn en warm aan. Zijn shirt rook naar iets bekends, alsof ik thuis was. Was het maar waar. Hij had Mara al, waarom zat hij mij achterna?

'Ik heb je gemist, Amara.' fluisterde hij met spijtige ogen. Leugens.

Woede borrelde in me op. Ik worstelde om los te komen, maar hij hield me vast bij mijn armen. Zijn ogen keken me ernstig aan, de blik die ik haatte. Alsof alles mijn schuld was. 

'Doe dit niet, Amara.' waarschuwde hij me. Vanachter hoorde ik Rafaël de trap af komen. 

Nu. Ik moest nu ingrijpen.

Mijn plotselinge kreet liet Owen achteruit deinzen, waardoor hij me los liet. Ik rende de uitgang uit, recht de donkere nacht in. Wie had gedacht dat een demon en engel samen zouden werken om mij te vinden? En dan nog Owen en Rafaël?

Mijn passen waren groot en snel, af en toe wierp ik een blik naar achteren om te checken hoe ver ze waren. Ik rende de eerst beste steeg in die ik tegenkwam. 

Zodra ik had gecheckt of er niemand was, sloeg ik mijn vleugels uit. Een steek van pijn schoot door mijn schouderblad heen. Au, dat deed natuurlijk pijn omdat ik zolang mijn vleugels niet had uitgeslagen.  'Amara!' hoorde ik hen schreeuwen, voordat ik omhoog vloog, met alle kracht die ik nog over had. 

Waarom zaten ze me achterna?
Hadden ze niet genoeg aan Mara?
Waar moest ik heen?

Allerlei vragen doolden door mijn hoofd. Zoveel vragen, geen antwoorden. Ik kon Ian zelfs niet bellen, om hulp te vragen. 

Uiteindelijk besloot ik uit te rusten in een eettent in Florence, die dag en nacht open was. Tijdens het drinken van mijn kop chocomelk bedacht ik een plan. 

Hoe moest ik in vredesnaam af komen van deze idioten? 

He's the Angel, I'm the Demon ✔ || #Netties2017Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu