Chapter 86

1.4K 99 12
                                    

Jullie raden nooit waar ik me nu bevind. Of misschien raden jullie het wel. Ik ben nu in een soort wachtkamer aan het wachten tot Nassim terug is van bij de balie. Ik moest van hem hier blijven wachtten tot hij me komt halen. Gosh ik ben zo erg zenuwachtig. Het is hier niet normaal beveiligd, overal agenten.
'Selma.' Ik kijk op bij het horen van mijn naam. Nassim gebaart me naar hem toe te komen wat ik ook doe. Met lood in mijn schoenen stap ik naar hem toe.
'Mag ik uw identiteitskaart zien mevrouw?' Zegt de vrouw achter de balie. Ik knik en geef haar mijn identiteitskaart aan. 'Oké, jullie krijgen exact tien minuten niet meer, niet minder. Jullie mogen niet roepen binnen en mogen niet te dicht bij de persoon komen aangezien we veel mensen betrappen van dingen binnen te smokkelen, jul-' 'U heeft het wel over mijn broer, niet over een wereldcrimineel.' Onderbreek ik haar en werp haar een dodelijke blik toe. 'Iedereen zit hier met een reden mevrouw, anders zou u broer hier niet zitten.' Ik wil aanstalten maken om mijn mond weer te openen maar een zachte knijp in mijn hand van Nassim snoert mijn mond dicht. 'Goed, jullie kunnen terug gaan zitten in de wachtzaal er komt zo dadelijk iemand om jullie mee te nemen.'

Als Nassim aan mijn arm trekt volg ik hem, maar kijk nog een keer achterom naar haar. Ze schenkt me een neppe grijns toe. Oh mijn god ik wil haar vermoorden.

'Hou je eens in.' Is het eerste wat hij zegt als we zitten. 'Hoorde je haar niet praten?' 'Jawel, maar je moet doen alsof het je koud laat. Ze wilt alleen dat je tegen haar uitvliegt zodat ze de beveiliging kan roepen en die je buiten zetten.' Waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht, gluiperd. Ik spleet mijn ogen en knik met mijn hoofd. Alles valt op z'n plaats. Die bitch. 'Begrijp je?' Ik kijk droog naar Nassim die lacht. Een aparte snelle lach. Als er een man van haast twee meter binnen komt kijk ik op. Ik proest het uit als de man zicht bukt om door de deuropening te komen. Weer knijpt Nassim in mijn zij. 'Ik neem aan dat jullie hier zijn om Bilal op te zoeken?' 'Ja dat klopt.' Antwoord Nassim naar de lange man. De man kijkt me aan ter bevestiging dus knik ik maar, ik kan geen woord loslaten of ik moet al in lachen uitbarsten. Kennen jullie dat ene gevoel dat je zo hard wilt lachen maar de persoon niet wilt uitlachen in zijn of haar gezicht? Dat heb ik nu. Nassim die een hand op zijn nek legt omdat hij nu te lang naar boven kijkt grijpt naar mijn hand als een soort van steun om niet te lachen.

'Bilal wilde jullie niet zien eerst. Geen bezoek zei hij.' Zegt de man na een korte stilte in de lift. 'Maar ik heb hem weten om te praten.' Knipoogt hij naar mij. 'Dat was vast erg moeilijk.' Zeg ik met een zucht. 'Het ging eigenlijk erg snel, ik moest wel in ruil iets beloven.' Ik trek mijn wenkbrauwen op en kijk voor een paar seconden naar Nassim. 'Wat moest u hem beloven?' De man kijkt verward als de lift stopt en de liftdeuren opengaan. Hij drukt terug op het knopje van vijf en de liftdeur sluiten weer. 'Sorry maar dat kan ik u niet zeggen.' 'Hij is mijn broer, ik wil alleen weten wat er in hem omgaat.' Smeekend kijk ik hem aan. De man zucht en glimlacht dan naar Nassim. Weirdo.
'Ik moest voor hem zijn brieven persoonlijk opsturen, zo weet hij dat ze aankomen.' 'Brieven?' Zeg ik hem verward na. 'Welke brieven?' 'Die heb ik nog niet gekregen.' Zegt de man. 'Als u de brieven krijgt zou ik ze dan mogen lezen?' De man klakt met zijn tong. 'Ik denk n-' 'Als u ons die brieven bezorgt dan bezorgen wij u een beloning.' Onderbreekt Nassim hem. 'Goed dan.'

Als de lift stopt en de man voorop de gang in loopt geef ik Nassim een zachte vuist op zijn schouder. 'Je gaat hem echt geen geld geven.' Hij grijnst naar me en neemt mijn hand vast. We lopen achter de man aan en stoppen wanneer we bij een deur komen. De man opent de deur en draait zich naar ons om. 'Jullie hebben de regels al gehoord ik hoef ze niet te herhalen, tien minuten.' Hij houdt de deur vast en geeft me een teken om naar binnen te gaan.

Er zijn ongeveer twaalf banken met stoelen, en overal zit wel iemand met daar tegenover iemand. Ik kijk nerveus naast me. Als ik Nassim niet naast me zie kijk ik achterom. De lange man houdt hem tegen om naar binnen te komen. 'Nassim?' 'Er mag maar een persoon naar binnen gaan dat waren de regels mevrouw.' Ik kijk rond en draai me dan terug naar de man. 'Maar ik zie gezinnen waarbij er meer dan een persoon zit?' De man haalt zijn schouders op waarna hij de deur dicht doet. Een diepe zucht verlaat mijn lippen. Als ik Bilal in de hoek bij een bank zie zitten gaat mijn hart op een neer in mijn keel. Voorzichtig stap ik op hem af, als ik voor hem sta kijkt hij niet naar me op. Ik schuif de stoel naar achteren en zet me erop neer.

'Hallo Selma.' Zegt hij hees.
'Hey Bilal.'

Zoals beloofd lieverds ❤️

From hate to loveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu