17.

2.4K 94 3
                                    

Liana's pov

'Hoe kom je hier?' Ik zit in een kamer met mijn vader, Trey en John. Ik kijk John aan. 'Ben je ze gevolgd?' Ik knik. Eerlijk gezegd word ik een beetje bang van hem.

'John, doe is even rustig. Dat is mijn dochter.' Zegt mijn vader. 'Maar, Jack.' Gaat hij verder. Jack doet zijn hand omhoog en John word stil. Wow. 'Jack?' Begin ik. Hij kijkt me aan.
'Waarom zit je verstopt?' Hij twijfelt even en kijkt naar Trey.  'Trey legt het je straks allemaal uit. Maar voor nu even geduld.'
Hij draait zijn hoofd weer om naar John. 'Zorg ervoor dat onze mannen klaar staan. En zorg dat de Beck en Vera de vracht checken.'

Waar heeft hij het over. 'Trey neem haar mee.' Trey neemt me mee terug naar boven en dan naar buiten.

We gaan op een bankje zitten. Het is nog steeds donker. Er staan een paar lantaarpalen om de plek waar we zitten. Maar het geeft weinig licht. 'Kan je me nu eindelijk vertellen wat er aan de hand is?'

Hij zucht en kijkt me aan. 'Je vader is een maffia baas.' Wat! Grapje toch?  'Maar' Ik weet  niks om te zeggen. 'Daarom zag je hem nooit.' Ik dacht dat hij gewoon op zakenreis was. Nou ja, het had inderdaad met zijn zaken te maken. 'Maar wat moet Mason dan met hem?' Vraag ik. 'Dat is een goeie vraag.' Ik zie hem twijfelen. 'Je weet iets.' Zeg ik geïrriteerd. Hij zucht en kijkt naar het water.

'Ik weet niks, maar er gaat een gerucht. Zijn ouders zijn dood en dat zou te maken hebben met je vader.' Hij had verteld dat zijn ouders dood zijn, maar nooit hoe. 'Heeft Jack dat gedaan?' Vraag ik voorzichtig. Hij schudt zijn hoofd. 'Nee, je vader was niet eens in de buurt van Viata.' Antwoord hij. 'Hoe kan hij er dan iets mee te maken hebben?' Vraag ik. 'De ouders van Mason horen ook bij de maffia, maar niet die van Viata. Ze komen uit Malenta, het zijn rivalen.' Malenta? Dat ligt naast Viata. Maar als hij uit Malenta komt, waarom woont hij dan in Viata? 'Maar jouw vader en zijn ouders probeerde samen te werken.' Gaat hij verder. 'Het was eerst een succes, totdat jij geboren werd.'

Hij kijkt me weer aan. 'Mason en Devin waren er al. Nog best wel jong. En Mason was altijd bij je.'

Mason was altijd bij me? 'Wacht, wat! Hij kon me toen al? Maar waarom weet ik van niks?' Vraag ik verbijsterd. 'Je was nog klein.' Antwoord hij. 'Maar waarom is het mijn schuld dat alles fout ging?' Vraag ik bang. 'Je vader wou na de samensmelting één leider. Jou. Maar zijn ouders waren het er niet mee eens. Zij vonden dat Devin, de oudste, het verdiende.' Devin is zijn tweelingbroer.

Hij staat op en kijkt me aan. 'In die tijd hadden ze al meer steden in bezit. De maffia zit overal.'

Ik word hier niet goed van. Eerst hoor ik dat mijn vader de leider is, dan hoor ik dat iedereen om me heen bij de maffia hoort.

'Wat gebeurde er toen?' Vraag ik toch maar verder. 'Er kwam ruzie natuurlijk.' Right. Waarom ook niet? 'En toen vermoorde mijn vader zijn ouders?' Hij kijkt me aan en begint te lachen. 'Nee. Zoals ik al zei, je vader was er niet. We weten niet wat er gebeurd is. Alleen-' Dan houd hij zijn mond.

'Alleen wie?' Ik sta nu ook op. Hij draait zich om. 'Kom volg me.' We lopen een heuvel op en hij gaat zitten. Hij wijst naar de grond naast zich en ik ga naast hem zitten. 'Wat nu weer?' Vraag ik. 'Wacht even.' Zegt hij en hij kijkt op zijn telefoon. 'Nee? Wat is er?' Ik heb geen zin om te wachten. Ik wil antwoorden. Nu! Hij wijst voor ons. 'Nu, kijk!' Zegt hij blij. Ik kijk naar voren en ik zie de zon opkomen. Wow.

'Wauw, Dit is echt mooi.' Uit me ooghoek zie ik Trey glimlachen. 'Ik kom hier elke week één keer. Het laat iets mooi zien in deze ellende.' Zegt hij. Ellende. 'Het is inderdaad echt mooi.' Zeg ik terug. En we zitten daar even in stilte.

'Ik weet dat je nog steeds niet alles begrijpt.' En hij zucht. 'Ik wil het je zeggen, echt, maar ik kan het niet.' Hij pakt mijn gezicht vast en draait mijn hoofd naar hem toe. 'Het is goed Trey, je hebt me al meer verteld dan de rest.'

Hij knikt. 'Als ik te veel zeg, kom ik zelf in de problemen.' In de problemen door wie? 'Door wie?' Vraag ik. Hij kijkt voorzichtig om zich heen. 'Je moet terug naar huis.' Zegt hij dan. 'Nee, ik wil naar mijn vader. Ik, ik moet nog iets aan hem vragen.'

Ik sta op.  'Je kan niet terug. Kom ik breng je naar huis.' Hij staat op.'Ik zeg toch, ik ga niet naar huis!' Roep ik. En ik wil terug lopen. Dan hoor ik het geluid van het verwijderen van een veiligheidsspeld van een pistool.

WAT!

'Li, ik wil dit niet doen.' Ik draai me om naar hem en hij heeft een pistol op mij gericht. 'Wat doe jij!' Schreeuw ik. 'Dit is voor je eigeb best wil.' Antwoord hij. Ik zucht. 'Best, ik ga naar huis.'

Hij laat zijn pistol zakken en doet hem weer in zijn broek. Ik kan niet geloven dat hij dit deed. We lopen het parkje uit en dan zie ik een stok op de grond liggen. Ik buk en ik begin mijn veters te strikken. 'Wat doe je?' Vraagt hij.

'Mijn veters strikken? Dat zie je toch!' Hij kijkt me bedroefd aan. 'Het spijt me echt Liana.' Zegt hij. Ik pak voorzichtig de stok. 'Nee, het spijt mij.' Ik sla de stok tegen zijn hoofd en hij valt neer. Ik kijk even naar hem en ik zie dat ik hem bewusteloos heb geslagen. Ik trek hem voorzichtig mee de bosjes in en ik begin dan te rennen naar de kazerne. Je weet maar nooit wanneer hij wakker word.

Ik kom terug bij het huisje en ik loop de trap mee naar beneden. Dit keer moet ik nog voorzichtiger zijn.  LIk verstop me achter wat vaten. Ik zie John en wat mannen bij wat kisten staan. Mijn vader zit zeker in zijn kantoor? Ik ga dit keer wel vanaf de andere kant, ik wil niet dat John mij ziet. Hij geeft me kippenvel.

Ik kruip naar een gangpad rechts van mij. Ik kijk om het hoekje en ik zie geen beweging. 'Mooi.' Oh dom! Ik draai me om en ik kijk of iemand me heeft gehoord. Volgende keer niet praten!

Maar niemand ziet me. Ik sta op en ik loop het gangpad in. Aan het einde van het gangpad loop ik naar links. Wat is hier? Het is helemaal afgelegen. Ik loop nog verder. Het is hier echt donker. Ik zie allemaal deuren met een klein raampjes. Dit lijkt wel op een gevangenis. Nee, dit is een gevangenis!

Ik kijk terug. Nog steeds niemand te zien. Dan loop ik weer verder. Ik kijk in de raampjes maar heel veel cellen zijn leeg. Totdat ik bij de twee laaste kom. Ik kijk naar binnen.

Is dat Maddie! Mijn ogen worden groot. Ik haal de deur van de haak en ik doe hem open. 'Maddie!' Schreeuw ik. Ze zit in elkaar gekropen op een bed. Ze draait haar hoofd om en ik zie dat ze allemaal schrammen heeft op haar gezicht. 'Liana?' Ze kijkt me verbaasd aan.Ze staat op. 'Ren!' Roept ze. Wat?

Dan hoor ik de deur dichtvallen. Ik draai me om en ik probeer hem open te doen, maar het heeft geen zin. Hij zit opslot. Ik kijk door het raampje, maar ik zie niemand. 'Geweldig, nu delen we een cel.' Zegt Maddie. 'Wat! Hoelang zit je hier al?' Vraag ik aan haar. 'Sinds dat ze me kwamen ophalen toen ik jou had ontvoerd.' Antwoord ze droog en ze gaat weer op bed zitten. 'Dat is drie weken geleden! Wat hebben ze gedaan?' Ze kijkt me weer aan. 'Alsof jij dat niet weet!' Schreeuwt ze. Ik schud mijn hoofd. 'Ze zeiden dat ze je hadden verbannen of iets.' Ze begint te lachen. 'Wat is er zo grappig?' Vraag ik geïrriteerd. 'Jij zit hier nu ook in, dat betekent dat iemand jou weg wilt hebben, dus wat heb jij gedaan? Ik dacht dat ze bij jou hoorden.' Ja, waarom sluiten ze mij op, bedenm ik me dan. De baas is mijn vader!  'De vraag is, hoe komen we hier uit?' Zeg ik dan.

[ Verkocht ]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu