14.5/Briefje~

19 3 20
                                    

14

Briefje

En toen lag het briefje weer voor Isadora's neus. Deze keer wachtte ze niet met het openmaken en gooide ze de halve prop meteen open. Had ze met haar woorden een ruzie voorkomen? Of was hij toch nog boos op iets?

     "Dat antwoord waardeer ik. Ik moet echter toegeven dat ik niet precies weet wat het inhoudt om bij jou in het krijt te staan. Hoor ik jouw leven ook te redden? Of hoor ik je op een andere manier te helpen?"

Isadora schreef onmiddellijk een reactie terug. Lang hoefde ze er niet eens over na te denken.

     "Ik weet ook niet goed wat het inhoudt, als ik eerlijk ben. Eigenlijk bedoelde ik die opmerking meer als een grap, want mijn leven hoef jij waarschijnlijk in de nabije toekomst niet te redden."

Ook bij Lazlo vergde er niet veel nadenkwerk bij zijn nieuwe briefje. Hun broers en zussen werden met iedere seconde die verstreek nieuwsgieriger.

     "Ik weet niet of ik dat zou willen."

Je bent waardeloos... siste een stemmetje. Meteen toen ze dit antwoord ontving, vloog haar pen over het papier.

     "Wat bedoel je daarmee, als ik vragen mag?"

Lazlo schreef ook als een razende, en de anderen begonnen maar nutteloze briefjes naar elkaar te sturen, om hun gedachten af te leiden van de constante briefjes van Lazlo en Isadora.

Het krullerige handschrift van Lazlo vulde Isadora's gehele blikveld weer, niets anders had haar aandacht nog.

     "Ik bedoel daarmee dat ik jouw vijand zal worden, door de volkeren. Daarbij bén ik jouw vijand al, Isadora. Wij hebben elkaar nooit goed gelegen. Ik zou jou niet kunnen redden."

Isadora reageerde onmiddellijk. Haar hand deed pijn van het vele schrijven, en bij Lazlo was dat niet anders.

     "We hóéven geen vijanden van elkaar te zijn. We zouden elkaar kunnen leren kennen – zéker nu je bij me in het krijt zou horen te staan. Dat zou datgene kunnen zijn wat je voor me terugdoet; proberen niet mijn vijand te zijn, maar een mogelijke vriend. Misschien zou dat de situatie tussen onze ouders ook kunnen helpen."

     "Dat kan ik niet, Isadora. En dat zou ook niet van één kant moeten komen – jij zou er ook voor open moeten staan. En dat staan we beiden niet, dat weet ik. De mogelijke vriendschap die zou ontstaan, zou onmiddellijk weer verwelken. Dat laatste is trouwens tamelijk naïef gedacht."

Een touw wond zich om Isadora's longen en trok zich met ieder briefje, ieder woord van Lazlo ietsje strakker. Zéker bij dit laatste antwoord.

     "Jíj staat er niet voor open. Ík wel, dat vertel ik je net. Ik wil júíst dat we met elkaar zouden kunnen opschieten. Maar niet als je je op zo'n manier gedraagt, Lazlo."

"Ik wil het niet," was het laatste wat Lazlo schreef.

En daarmee waren hun verzendingen opgehouden. Isadora keek hem met een diep geërgerde blik aan. Ondertussen waren de anderen alweer opgehouden met erachter komen wat al hun briefjes inhielden – al zonden ze die nog wel van de ene naar de andere persoon. Ze hadden betere zaken te doen en praatten nu zelfs met elkaar, zeer zachtjes. Farahilde leerde Amadeo iets over tekenen, Ilena kletste zacht met Lumen, een jongere broer van haar, en Levinus had Valerian zojuist een papiertje toegestuurd waarvan Isadora's broer behoorlijk chagrijnig keek. Die twee zouden het waarschijnlijk ook nooit met elkaar gaan vinden.

Isadora daarentegen zou het niet gewoon "niet met Lazlo kunnen vinden" – zij begon hem langzamerhand behoorlijk te haten, alwéér. Even had de situatie erop geleken dat ze eindelijk goede kanten aan elkaar zouden ontdekken, maar dat lag in een onbestaand verleden. Deze briefjes, maar ook de blikken die ze elkaar hadden gestuurd, jaagden de oude haat die nog door haar lichaam sluimerde op en trok de gedachten van vroeger over Lazlo naar voren. Hij wees haar af, hij mocht haar niet, hij wilde zelfs helemaal niets met haar te maken hebben, hij keek haar altijd aan alsof ze in zijn ogen iets héél fout had gedaan en bovendien... hij haalde het slechtste bij Isadora naar boven. En die beschuldigingen konden ook andersom worden gemaakt. Telkens als ze elkaars ogen nu over tafel tegenkwamen, keken ze niet meteen weer weg maar bleven ze staren en lieten ze met die blik zo goed mogelijk zien hoe ontzettend vervelend ze elkaar vonden op dit moment. Goden en Godinnen, Geesten en Al Dat Heilig Was, wáárom moest die klootzak zich toch telkens zo gedragen? Wáárom konden zij toch nóóit eens normaal doen tegen elkaar?

Red me van de plekken waar ik thuishoorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu