14.1/Briefje~

21 3 5
                                    

Hoofdstuk

14

Briefje

Stemmen overvielen haar met sneren, gonsden door haar gedachten. Hoofden van ieder persoon die ze goed kende, die ze liefhad, die dicht bij haar stond, zweefden om haar heen. Donkere schaduwen dansten over hun gezichten, een donkere achtergrond tekende zich scherp af tegen hun felle ogen, feller dan normaal, die haar aanstaarden.

'Isa... Isadora! Isadora! Hoor je me wel?'

Het duurde zeker vijftien seconden voordat Isadora doorhad dat een van de stemmen overheersend was en niet eens uit haar nachtmerrie kwam. Alsof ze vanuit een zee naar de oppervlakte moest zwemmen, probeerde ze naar de stem toe te waden. Ze herkende die, ze wist van wie die was, maar ze kon er niet bij, het antwoord lag ergens daar op de golven, dreef naar haar toe en van haar af.

En toen kwam ze steeds wat dichter in de buurt. Duwde ze haar oogleden open, wat gepaard ging met een gevoel dat veel te zwaar was en daar niet hoorde te zijn. Ze knipperde, kreeg een wazig beeld te zien. Opnieuw allemaal hoofden en gezichten over haar heen gebogen... Néé, niet wéér verplichtingen, néé, ze wilde het goed doen, ze wilde niet falen, alsjeblieft, dat ze haar niet negeerden. Ze was hier. Wat deed ze fout?

Twee handen op haar schouders zorgden ervoor dat haar lijf schokte van schrik, maar ze werd nu wel écht wakker. Toen ze nogmaals knipperde, stelde het beeld zich eindelijk helemaal scherp.

Jirina was de eerste die ze zag, over haar heen gebogen, haar in de ogen kijkend met zowaar een bezorgde blik ijsberend in haar grote pupillen. Daarna zag ze Frederika, Valerian, al even bezorgd, en toen zelfs Marlowe en... Nandor... en–en... nog wat anderen die ze, als ze eerlijk was, niet eens goed kon plaatsen. Farahilde? Ellenora? Amadeo? Lakeien? Wachters? Lazlo?

Ze waren hier allemaal, voor haar.

Haar ademhaling ging zo oppervlakkig, dat Jirina haar direct losliet en bang was dat ze haar nog meer schade had aangericht. De dokters zeiden dat ze Isadora mocht aanraken, dat ze zich niet meer in kritieke toestand bevond, maar wat noemden zij nou precies kritiek? Wat Isadora naar verhoren was overkomen, klonk immers niet bepaald in orde. Wat wás haar überhaupt overkomen? Ze had geschreeuwd alsof ze in levensgevaar was geweest, hadden de wachters die in de buurt stonden de situatie voor hen beschreven. Volgens Jirina zelf was ze dat ook geweest; de dokters hadden ruim een uur lang hun handen vol aan haar gehad. Verdoemd. Wat was er toch met haar vriendin aan de hand?

Isadora kreunde zacht, greep naar haar hoofd, die nog steeds bonkte. Dat gevoel bracht haar onmiddellijk terug naar... naar... wanneer was dat? Wanneer was ze gevallen? Wanneer was dit allemaal gebeurd? En waarom lag ze precies in de ziekenzaal?

'Waarom... waarom lig ik hier?' prevelde ze met rauwe stem, en ze hoestte om de droogte wat te verbeteren, een poging die behoorlijk faalde.

'Je bent... neergevallen, in het bos,' legde Jirina uit, en deze keer hield ze iets meer afstand toen ze tegen haar sprak. 'We vermoeden dat je weer zo'n... aanval kreeg.'

Isadora merkte direct dat ze nog niet uitgesproken was over dat onderwerp, maar was blij dat ze dat voor nu liet zitten.

'Ben ik flauwgevallen? Is er iets... heb ik iets gemist? Wat was ik aan het doen?' Het enige wat ze zich nog kon herinneren, was dat ze zich ontzettend, ontzettend angstig had gevoeld – de rest was een vage hoop flitsen en kleuren.

'Geen zorgen,' zei Valerian allereerst, 'je bent inderdaad je bewustzijn verloren, maar je was een wandeling aan het maken in het bos. Dat is alles. Je hebt de rest van de middag en nacht geslapen en bent nu om...' – hij wierp een blik op de klok op het nachtkastje – 'even na tienen in de ochtend weer wakker geworden. Je hebt niets gemist. Geen zorgen.'

Red me van de plekken waar ik thuishoorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu