6.2/Aanval~

44 11 12
                                    

6

Aanval

'Weten de wachters dit eigenlijk wel?' vroeg Farahilde toen, en ze keek Isadora met nog altijd die grote ogen aan, maar nu waren die gevuld met... angst.

'Weet ik niet – Jirina!' Isadora trok keihard aan de hendel van het luikje, dat met een stroef geluid opensprong en haar zus zou hebben geraakt als zij niet naar voren was gebogen.

De persoonlijke wachters zaten nog altijd zoals het hoorde in de cabine, maar toch hadden ze net zo goed als de Prins en de Prinsessen in de gaten dat er iets gaande was vlak achter hen. De meesten van hen deden hun wapenriemen al aan en klikten hun laarzen beter vast – ook Jirina deed mee.

Dergelijke situaties waren makkelijker voor haar, want nu kwamen er geen spanningen of afwachting of onwetendheid of blootstelling aan heftige angst bij aan te pas. Nu was het zaak om actie te ondernemen en niet na te denken. Daar kon Jirina stukken beter tegen. Dit was zelfs haast opwindend, als ze dat mocht toegeven.

Isadora probeerde verwoed achter de koets te kijken door de raampjes, maar de koetsen waren te breed en deze onbekende groep was nog te ver weg om een glimp van hen te kunnen opvangen. Onderhand was ze ervan overtuigd dat ze zojuist niet had gehallucineerd; de koetsen reden daadwerkelijk sneller dan voorheen. Gelukkig waren de koetsiers en wachters dus op de hoogte van de groep mensen.

Een diepe zucht duwde ze uit haar borstkas. Die klemde alsof er een dik touw omheen gewonden was dat het ademhalen tamelijk bemoeilijkte. Zuchten was het enige wat hielp.

Waarom moest dit gebeuren?

Het was een compleet nutteloze vraag waar ze haar energie aan verspilde, maar ook de enige die Isadora momenteel kon uitkramen. Farahilde was ondertussen bij Frederika op schoot geklommen en beet op haar duimnagel. Niet langer keek ze naar buiten. Jeremias wel – hij hield met een gefocuste blik de groep mensen in de gaten.

'Ze zijn aan het begin van de brug,' lichtte hij de aanwezigen in. 'O, nee... nu komen ze sneller naar ons toe. Maar wij zijn in ieder geval al een stuk verder weg – we hebben een redelijke voorsprong. Goden, waar blijven die wachters?'

Juist op dat moment helde de koets voorzichtig naar één kant, waarna die traag heen en weer schommelde en toen weer op normale manier doorreed. Plots hoefden de paarden minder gewicht te trekken, want acht wachters waren uit de wagen gesprongen – waaronder vier persoonlijke wachters. De mensen renden met de koetsen mee, maar hielden om beurten de groep in de gaten, die alsmaar dichterbij kwam. Hun wapens waren onopvallend en waren zo goed als mogelijk weggestopt, maar ze waren ook klaar voor gebruik. Als het nodig was, schoten ze de aanvallers neer.

Niet de eerste keer golfde het gevoel van machteloosheid bij Isadora naar binnen. Niet de eerste keer kon ze helemaal niets doen. Ze zat hier, leunend tegen de bank van de koets, hopend dat zij of anderen vandaag niet zouden lijden of sterven. Haar ademhaling gierde in een snelle, oppervlakkige vaart door haar lichaam – net zoals de koetsen, de voeten van de wachters, haar gedachten deden. Haar uiterst nette jurk zat veel te dik en strak op haar huid.

Jirina rende intussen vlak naast de koets en hoewel ze wist dat er een degelijke kans was dat ze vandaag neergeschoten kon worden – omdat de Koninklijke wachters alleen maar in de weg stonden voor de ware buit, volgens de boosdoeners – kon ze niet ontkennen dat dit een van de gaafste dingen aan haar werk was. Rennen, de adrenaline in haar lichaam voelen, zich nuttig maken, schieten als dat nodig was.

Op dat moment werd de achterste koets aangevallen, hoe de wachters die daar renden ook probeerden dat te voorkomen. Drie mensen van de groep besprongen de wagen en klommen erbovenop. Zowel Isadora als Jirina hoorde kreten uit de cabine komen. Afkomstig van haar jongste broertje, besefte Isadora in de cabine met een schok. Direct sprongen er tranen in haar ogen. Niet haar broertje – alstublieft niet...

Red me van de plekken waar ik thuishoorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu