19.4/Veiligheid~

20 3 10
                                    

19

Veiligheid

Isadora zat in de op-een-na-laatste groep en zag hoe Nandor en Marlowe in de laatste groep terugkwamen. Inmiddels was er een routine ontstaan voor het zo onopvallend mogelijk naar binnen smokkelen van de Koninklijke kinderen en nu ook de Hertogskinderen. Ze werden ondergebracht in de nog intacte, voorheen onderzochte schuilkelders van het paleis en moesten daar wachten totdat de ruimtes die dicht in de buurt van de kelders lagen, waren vrijgemaakt.

Maar ook al was het paleis al twee dagen rustig en ook al was niemand van plan hier lang te blijven – alleen om voorraden van eten aan te vullen, kleding te verwisselen, wapens gereed te maken en een tijdelijk onderdak te vinden, daar de bunker die wensen niet tot in de eeuwigheid kon vervullen – toch lag het gevaar iedere seconde op de loer.

Iedereen overleefde op het nippertje een hartverzakking toen er luid en zwaar op de deuren van het paleis gebonkt werd. Boven de stromende regen tegen de muren en de ramen – het weer had zich eindelijk overgegeven aan de miserabele sfeer die de landen allang in diens greep had, en had besloten eraan mee te werken – klonken de stemmen van wachters die een aantal bevelen naar elkaar riepen.

Omdat de schuilkelders niet helemaal geluidsdicht waren, probeerden de Koninklijke kinderen uit alle macht met het kleine beetje geluid te volgen wat daarbuiten aan de hand was. Ellenora was vermoeid geraakt door al het rumoer de laatste paar dagen en werd verzorgd en onderzocht door een paar verpleegkundigen die zich nog in het paleis bevonden – ze waren bang dat het kind hieronder zou lijden. Gelukkig was er niets aan de hand; de spanning had slechts fantoomsymptomen opgeroepen (en dus geen serieuze) en op die manier nog meer spanning bij haar en het kind veroorzaakt. Maar nu voelde Ellenora zich wat beter, nu ze thuis was en uit kon rusten.

Nogmaals werd er op de deur geklopt. Een kwade menigte burgers of die vreemde groep die vaker aangevallen had, zouden niet eerst netjes vragen of ze het paleis mochten bestormen, dus dit was sowieso een vreemde situatie, maar al helemaal toen het gezicht van degene die klopte voor de ingeslagen ramen naast de deuren zichtbaar werd, bezopen door de regen, met een donkergekleurde kap over haar hoofd.

Prinses Ilena van Torbanovi stond voor het kapotte raam, met haar broer Lancelot, die gauw naast haar kwam staan, en ze zweerde haar trouw al zonder dat daarom gevraagd was. Na de heilige woorden uitte ze een vermoeide zucht. 'Zouden we dan nu alstublieft het paleis mogen betreden? We zijn nat, koud en vies...'

De wachters openden verdwaasd de grote deuren en lieten acht Torbanovische Koninklijke kinderen – van wie één bijna de nieuwe Koning van het buurland zou moeten worden – naar binnen, bogen voor hen en vroegen vervolgens op zeer beleefde manier wat ze kwamen doen, hier, zonder ouders, in het paleis van het land dat nu hun gezworen vijand was.

'De Koning en Koningin van Torbanovi zijn momenteel op het grootste slagveld van de Novische Wereld dat is ontstaan – en daar bevinden de Koningin en Koning van Erzanovi zich ook, nietwaar?' zei de oudste Prins, Lancelot. Over slechts een paar weken zou hij gekroond worden tot nieuwe Koning, maar dat zou hoogstwaarschijnlijk uitgesteld moeten worden.

'Dat klopt,' knikte een wachter. De Koning en Koningin waren slechts één dag geleden vertrokken om de oorlog bij te kunnen staan en een poging te doen tot spreken, met gevaar voor eigen leven. Ten einde raad was slechts een begin van de beschrijving van wat nu door hen heen ging.

'Wij zijn met hen meegereisd omdat ons paleis momenteel volledig in puin ligt. Maar op het slagveld is er geen plaats voor Prinsessen en Prinsen die... gehaat worden, en zeker niet voor jonge kinderen. Dat is waarom we... om onderdak vragen, hier in Erzanovi. Een andere plek is er op dit moment niet voor ons, vermoeden we.'

Red me van de plekken waar ik thuishoorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu